This lesson contains 10 slides, with text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
H2.4
Schrijven en formuleren
Welkom!
2HV
Slide 1 - Slide
Leerdoel
Aan het einde van deze § kan je;
''...'' een interviewverslag schrijven.
''...'' citeren.
''...'' uitleggen wat inversie is.
''...'' afwisselen in zinsdeelvolgorde en woordkeuze.
Planning
Terugblik
Interviewverslag schrijven
Citeren
Standaard zinsdeelvolgorde en inversie
Woordkeuze in een interviewverslag
Huiswerk / Leestijd
Afsluiting
Slide 2 - Slide
2.4 Schrijven en formuleren p.111-115
Een interviewverslag schrijven
Bij het schrijven van zo'n verslag maak je keuzes:
Welke informatie uit de antwoorden gebruik je?
Welke vorm kies je voor je verslag?
2 soorten verslagen:
Een letterlijk interviewverslag. Daarin wissel je vraag en antwoord af. Antwoorden staan in de directe rede, het zijn citaten.
Een samenvattend interviewverslag. Daarin geef je vraag en antwoord in eigen woorden weer. Soms met citaat.
Slide 3 - Slide
2.4 Schrijven en formuleren p.111-115
Citeren
Een citaat is een tekstgedeelte in de directe rede. Je noteert letterlijk wat iemand zegt.
Dit kan op 4 manieren:
Anton buldert: 'Dat heeft u mij helemaal niet horen zeggen!'
'Dat,' buldert Anton, 'heeft u mij helemaal niet horen zeggen!'
'Dat heeft u mij helemaal niet horen zeggen,' buldert Anton.
'Dat heeft u mij helemaal niet horen zeggen.'
Slide 4 - Slide
2.4 Schrijven en formuleren p.111-115
Standaard zinsdeelvolgorde en inversie
Veel zinnen beginnen met het onderwerp en de persoonsvorm, daarna de andere zinsdelen.
Je kan ook met een ander zinsdeel beginnen. Onderwerp en persoonsvorm wisselen dan van plaats: inversie.
Het zinsdeel dat voorop staat, krijgt nadruk. Door zinsdeelvolgorde af te wisselen wordt je tekst levendiger.
Standaard:Ikwil nooit meer in mijn vakantie offline zijn!
Inversie: In mijn vakantie wilik nooit meer offline zijn! Nooit meer wilik in mijn vakantie offline zijn! Offline wilik nooit meer zijn in de vakantie!
.
Slide 5 - Slide
2.4 Schrijven en formuleren p.111-115
Woordkeuze in een interviewverslag
Een tekst leest prettiger als woorden niet vaak herhaald worden.
Voorkom dat je steeds de werkwoorden zeggen of vertellen gebruikt.
Tips!
Wissel af met werkwoorden die ongeveer hetzelfde betekenen. (vervolgt, antwoordt, licht toe)
Gebruik af en toe werkwoorden die uitdrukken hoe iemand iets zegt. (mompelt, fluistert, buldert, schreeuwt)
Gebruik ook werkwoorden die een handeling aanduiden. (knikt, schatert, knipoogt)
Slide 6 - Slide
Huiswerk
Zelfstandig werken
H2.4 opdracht 2, 3, 5, 8a (daarnaast de interviewopdracht)
Opdracht 12 van 1.6 in week 5 (27-31 jan)
Opdracht 15 van 2.4 in week 5 (27-31 jan)
Slide 7 - Slide
Leestijd
Zelfstandig en stil lezen in je leesboek
timer
20:00
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Video
Interview gaat mis
Louie van Gaal
Historisch persoon - AI
Rondloop interview (open en gesloten vragen - noteer aw)