What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
U3 - Grammar
U3 - Grammar
1 / 13
next
Slide 1:
Slide
This lesson contains
13 slides
, with
text slides
and
1 video
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
U3 - Grammar
Slide 1 - Slide
Can / could / able to / allowed to
4 manieren:
Mogelijkheid
Iets wat je kunt
Toestemming
Beleefde vraag
Study box p.129
Slide 2 - Slide
Vermogen, vaardigheid, in staat zijn om
Can
Could
To be able to
Gebruik je alleen in Present Simple.
Iets wat mogelijk zou kunnen zijn.
Kun je met alle werkwoordstijden gebruiken.
Verleden tijd van “can”.
Slide 3 - Slide
Can + Could (what's the difference?)
I can open a jar of peanut butter.
...............................................
I could open a jar of peanut butter.
...............................................
Slide 4 - Slide
Can + Could
I can open a jar of peanut butter.
(ik kan het/ben sterk genoeg)
I could open a jar of peanut butter.
(ik zou dat kunnen doen)
Slide 5 - Slide
To be allowed to + To be able to (what's the difference?)
I am allowed to open a jar of peanut butter.
.......................................................
I am able to open a jar of peanut butter.
.......................................................
Slide 6 - Slide
To be allowed to + To be able to
I am allowed to open a jar of peanut butter.
(ik mag het openen van mijn moeder).
I am able to open a jar of peanut butter.
(ik ben in staat om het zelf te openen).
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Video
can
could
be able to
be allowed to
- kunnen
- mogen
- vragen (minder beleefd)
present simple
- zou kunnen,
- verleden tijd van
can
,
- beleefd vragen
present simple / past simple
= kunnen / in staat zijn
alle tijden ook de toekomst
= mogen / toestemming vragen of hebben
alle tijden ook de toekomst
Slide 9 - Slide
HAVE TO, MUST & SHOULD
Lesson 5
Slide 10 - Slide
SHOULD
Should
Als iets 'zou moeten'; vaak gebruikt voor advies.
You
should
finish your chores before you go out.
Dad
should
spend more time with us.
Slide 11 - Slide
MUST
Must
Als iets heel belangrijk is, formeel. *
het kan niet anders
You
must
take your medicine.
Als iets niet anders kan zijn. Het moet wel zo zijn.
Mum
must
be tired, she's been working all day
Slide 12 - Slide
HAVE TO / HAS TO
Have to
/
has to
Als iets noodzakelijk is of moet, informeel.
* vaak van buitenaf
I
have to
help my mum make the beds.
She
has to
do her chores
Slide 13 - Slide
More lessons like this
Unit 3 - Herhaling present perfect
January 2024
- Lesson with
26 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
unit 3 can could able to allowed to
January 2024
- Lesson with
20 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
unit 3 can could able to allowed to (part 2)
January 2023
- Lesson with
27 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Recap Present Perfect vs Past Simple + Modals
June 2022
- Lesson with
29 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Unit 3: Must , Have to and should
February 2024
- Lesson with
13 slides
Engels
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
Mavo 2 Unit 6 MEET
April 2020
- Lesson with
10 slides
Engels
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
2V 2 februari recap unit 3+4
February 2024
- Lesson with
42 slides
2H Modal verbs
January 2021
- Lesson with
30 slides
Engels
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2,3