Bron A - chapitre 1

Bonjour et bienvenue!
1 / 50
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Bonjour et bienvenue!

Slide 1 - Slide

PROGRAMME
Huiswerk bespreken: introduction
Ecouter bron A
Au travail / aan het werk
Aan het eind van de les:
- kan ik een gesprek tussen twee jongeren op vakantie begrijpen.
- ken ik woorden die te maken hebben met kennismaken en vakantie
- weet ik hoe ik een leestekst aan moet pakken

Slide 2 - Slide

Le prof
L'élève
Bonjour, on commence.
C'est à quelle page?
Je ne comprends pas.
Au travail.
Prends ton livre à la page 4.

Slide 3 - Drag question

Bron A heet: écouter
Wat betekent écouter?
A
lezen
B
luisteren
C
schrijven
D
grammatica

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Video



Pak je boek op blz. 22

Bekijk de tekst.


Slide 6 - Slide

Wat doe je voordat je een tekst gaat lezen/luisteren?

Slide 7 - Mind map



Pak je boek op blz. 22

Bekijk de tekst.

  • titel;
  • plaatjes;
  • kopjes;
  • soort tekst;


Slide 8 - Slide

Wat betekent de titel van texte A?
''Où est la balle?''

Slide 9 - Mind map

Exercice 4, 5a, 5b page 22

Kun je al antwoord geven op de onderstaande vragen?

Wie zijn Léa en Milan?
Waar zijn Léa en Milan?
Wat zijn ze aan het doen?
Welk dier zie je op het plaatje?
Wat is dat dier aan het doen?


Slide 10 - Slide

Exercice 5d page 24



Lis les questions d’exercice 5d page 24. (Lees de vragen van opdracht 5d)

Ecoute le dialogue et réponds aux questions.
(Luister naar het gesprek en beantwoord de vragen)



texte A

Slide 11 - Slide

Au travail / aan het werk
Faire / maken:
Exercices 4, 5, 6, 7a page 21-25


Fini? / Klaar?
Huiswerk voor de volgende les: leren vocabulaire A, blz. 52.

Slide 12 - Slide

Bienvenue!

Slide 13 - Slide

PROGRAMME
Parler
Huiswerk nakijken
Uitleg lidwoorden
Ecouter
Au travail 
Aan het eind van de les:
- kan ik de Franse lidwoorden opnoemen;
- weet ik het verschil tussen de Franse lidwoorden;
- kan ik de Franse lidwoorden toepassen in een zin;

Slide 14 - Slide

De lidwoorden

Slide 15 - Mind map

De lidwoorden in het Frans
De/het
Le / La / Les / L'
le livre = het boek     la fille = het meisje       l'hôtel = het hotel

Een
Un / Une 
un livre = een boek   une fille = een meisje      un hôtel = een hotel

Slide 16 - Slide

De / Het
Le = voor de woorden die enkelvoud mannelijk zijn
Le garçon, le chat, le livre, le frère, le cousin

La = voor de woorden die enkelvoud vrouwelijk zijn
La fille, la chaise, la plage, la copine, la soeur, la cousine

L' = voor de woorden die enkelvoud zijn en beginnen met een klinker/h
L'hôtel, l'ami, l'école, l'hiver, l'oncle, l'erreur

Les = voor alle woorden die meervoud zijn (eindigen op een -s)
les enfants, les chiens, les livres, les amis, les garçons, les filles

Slide 17 - Slide

Un / Une
Un = voor de woorden die enkelvoud mannelijk zijn
Un garçon, un chat, un livre, un frère, un cousin

Une = voor de woorden die enkelvoud vrouwelijk zijn
Une fille, une chaise, une plage, une copine, une soeur


Slide 18 - Slide

Vertaal naar het Frans:

De / het

Slide 19 - Open question

Vertaal naar het Frans:

Een

Slide 20 - Open question

Wanneer gebruik je het lidwoord:

le
A
bij woorden die enkelvoud mannelijk zijn
B
bij woorden die enkelvoud vrouwelijk zijn
C
bij woorden die enkelvoud zijn en beginnen met een klinker/h
D
bij woorden die meervoud zijn

Slide 21 - Quiz

Wanneer gebruik je het lidwoord:

une
A
bij woorden die enkelvoud mannelijk zijn
B
bij woorden die enkelvoud vrouwelijk zijn
C
bij woorden die enkelvoud zijn en beginnen met een klinker/h
D
bij woorden die meervoud zijn

Slide 22 - Quiz

Wanneer gebruik je het lidwoord:

les
A
bij woorden die enkelvoud mannelijk zijn
B
bij woorden die enkelvoud vrouwelijk zijn
C
bij woorden die enkelvoud zijn en beginnen met een klinker/h
D
bij woorden die meervoud zijn

Slide 23 - Quiz

Wanneer gebruik je het lidwoord:

l'
A
bij woorden die enkelvoud mannelijk zijn
B
bij woorden die enkelvoud vrouwelijk zijn
C
bij woorden die enkelvoud zijn en beginnen met een klinker/h
D
bij woorden die meervoud zijn

Slide 24 - Quiz

Le
La
L'
Les
garçon
prof
copains
plage
frères
soeur
copine
amie
exercice
exemple
chien

Slide 25 - Drag question

Un
Une
garçon
prof
plage
soeur
copine
amie
chien

Slide 26 - Drag question

Ik snap de lidwoorden
A
Oui
B
Non
C
Un peu

Slide 27 - Quiz

Bienvenue!

Slide 28 - Slide

PROGRAMME
Parler
Terugblik
Huiswerk nakijken (vorige week)
Au travail 
Aan het eind van de les:
- kan ik de Franse lidwoorden opnoemen;
- weet ik het verschil tussen de Franse lidwoorden;
- kan ik de Franse lidwoorden toepassen in een zin;

Slide 29 - Slide


A
le
B
la

Slide 30 - Quiz


A
le
B
la

Slide 31 - Quiz


A
le
B
la

Slide 32 - Quiz

Welke Franse lidwoorden ken jij nu?

Slide 33 - Mind map

De/het 

le 
la 
l' 
les 
Een 

un 
une 

Slide 34 - Slide

Wanneer gebruik ik het lidwoord
le ? la?
les? l'?

Slide 35 - Open question

De/het = le / la / les / l'

le = mannelijk
la = vrouwelijk
l' = woorden die beginnen met een klinker/h
les = meervoud
Een = un/une

un = mannelijk
une = vrouwelijk 

Slide 36 - Slide

Kies uit: le, la, l' of les
C'est une piscine. ______ piscine est bleue
A
le
B
la
C
l'
D
les

Slide 37 - Quiz

Kies uit: un, une of des
Le parc est grand. C'est ______ grand parc
A
un
B
une
C
des

Slide 38 - Quiz

Kies uit: un, une of des
La fille est belle. C'est _____ belle fille.
A
un
B
une
C
des

Slide 39 - Quiz

Welke lidwoorden zijn voor mannelijk enkelvoud?
A
le
B
la
C
des
D
un

Slide 40 - Quiz

Wat is het meervoud van 'le chien'?

Slide 41 - Open question

Wat is het meervoud van 'la famille'?

Slide 42 - Open question

Wat is het meervoud van 'le garçon'?

Slide 43 - Open question

Écouter
Écouter - exercice 17b page 33

Kleur het lidwoord in dat je hoort - hoor je un of une?


17b

Slide 44 - Slide

Les devoirs
E
Exercice 2b page 21

Slide 45 - Slide

Les devoirs
Exercice 4 page 22
1 dag/hallo/hoi
2 nee
3 ja
4 en jij?
Exercice 5a
-
Exercice 5b page 22
1 Ze zijn op een camping.
2 Ze zijn aan het tafeltennissen.
3 een kat/poes
4 Het speelt met een (pingpong)balletje.
Exercice 5d page 24
1 B
2 A
3 B
4 A
5 B

Exercice 5e page 24
Milan wil graag naar het strand want hij vindt het tafeltennissen niet meer zo leuk omdat hij verliest.


Slide 46 - Slide

Les devoirs
Exercice 6 page 24
1 la France
2 la plage
3 le chien
4 le chat
5 regarde!
6 il joue

Exercice 7a page 25
1 B
2 C
3 D
4 A


Slide 47 - Slide

Les devoirs
Exercice 11a page 28
1 Bienvenue
2 Je suis
3 un copain
4 beaucoup
5 Demain
6 génial



Exercice 11b page 28
1 twee            6 nul
2 acht            7 vier
3 tien             8 zeven
4 een             9 vijf
5 zes              10 drie
6 nul              11 negen


Slide 48 - Slide

Les devoirs
Exercice 12a page 28

1 Je m’appelle Louis.
2 Et toi?
3 Tu habites où?
4 J’habite à Lille.



Slide 49 - Slide

AU TRAVAIL
Faire:
Bron D opdracht 16, 17c, 17d, 17e, 18 page 32-34

Fini?
Leren voor het SO vrijdag! (klik hier)
Vocabulaire E en F
De lidwoorden 

Slide 50 - Slide