Week 39 non-fictie

Pak je leesboek en ga lezen.
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Pak je leesboek en ga lezen.

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
Verder met waar we gebleven waren: Non-fictie, leesvaardigheid, begrijpend lezen.

Slide 2 - Slide

Check in -vraag:

Ik weet wat woordraadstrategieën zijn en ik kan de betekenis van woorden raden met behulp van zo’n strategie.
A
B
C

Slide 3 - Quiz

Wat zijn woordraadstrategieën?
A
Woordspelletjes
B
Manier om de woordbetekenis te vinden
C
Spelling van woorden
D
Woorden samenstellen

Slide 4 - Quiz

Welke strategie moet je hier gebruiken? Rood, geel en blauw zijn primaire kleuren.
A
Tegengestelde betekenis
B
Synoniem
C
Illustratie
D
Voorbeeld

Slide 5 - Quiz

Een woord dat hetzelfde betekent, noemen we een......
A
Voorbeeld
B
Omschrijving
C
Synoniem
D
Tegengestelde betekenis

Slide 6 - Quiz

Wat is geen woordraadstrategie?
A
zoek synoniemen
B
zoek voorbeelden
C
zoek tegenstellingen
D
het zijn allemaal woordraadstrategieën

Slide 7 - Quiz

Welke woordraadstrategieën ken je? Je kunt meerdere antwoorden selecteren.
A
Een synoniem zoeken
B
Een omschrijving zoeken
C
Een voorbeeld zoeken
D
Een tegenstelling zoeken

Slide 8 - Quiz

Huiswerk bespreken
Leg opdracht 2 en 3 (tot en met vraag 5) zichtbaar voor mij, zodat ik snel kan checken.

Slide 9 - Slide

Aan de slag!
Maak opdracht 3 af.
Als je daar mee klaar bent, maak je opdracht 6.

Slide 10 - Slide

Onderwerp van een tekst

Slide 11 - Slide

Hoe vind je het onderwerp van een tekst?
  • Als je het onderwerp van een tekst wil weten, hoef je niet de hele tekst te lezen.
  • Lees oriënterend:
  1. Lees de titel, kijk naar de afbeeldingen, lees de tussenkopjes (titels van alinea's), kijk naar dikgedrukte woorden.
  2. Lees het eerste stukje van de tekst, de inleiding.

Slide 12 - Slide

Aan de slag!
Maak opdracht 1, 2 en 3 op blz. 16 tot en met 18.

Slide 13 - Slide

Pak je leesboek en ga lezen.

Slide 14 - Slide

Wat gaan we doen?
Verder waar we gebleven waren: non-fictie, leesvaardigheid, begrijpend lezen.

Slide 15 - Slide

Iedere tekst gaat ergens over. Dat noem je het onderwerp van de tekst. Hoe vind je het onderwerp van een tekst?
A
Lees de tekst verkennend
B
Stel jezelf de vraag: Waarover gaat de tekst?
C
Het antwoord op de vraag is het onderwerp
D
Alledrie de antwoorden

Slide 16 - Quiz

Wat is het onderwerp van een tekst? Het onderwerp van een tekst...
A
... vertelt in één of een paar woorden waar de tekst over gaat.
B
... vertelt wat het belangrijkste van de tekst is.
C
... vertelt wat iemand ergens van vindt.
D
... vertelt wat waar of niet waar is.

Slide 17 - Quiz

Wat is het onderwerp van de tekst?
Wat is het onderwerp van de tekst?
A
gevonden pootafdrukken van dino's
B
het Schotse eiland Skye
C
wetenschappers in Schotland
D
dino's leefden in een gezin

Slide 18 - Quiz

Huiswerk bespreken
Leg opdracht 1 en 2 (tot en met vraag 4) zichtbaar voor mij, zodat ik snel kan checken.
Blz. 16 + 17 in je lesboek.

Slide 19 - Slide

Aan de slag!
Maak tekst 2 af.
Klaar? Maak opdracht 4.
Daar ook mee klaar? SUPER GOED. Ga nog even in je leesboek lezen.

Slide 20 - Slide

Hoofdgedachte
Wat de schrijver van de tekst over een onderwerp schrijft,
noem je de HOOFDGEDACHTE.

Met andere woorden: de hoofdgedachte is het onderwerp + dat wat daarover verteld wordt.

Voorbeeld:
Onderwerp: 'Vliegschaamte'
Hoofdgedachte: Mensen hebben vliegschaamte, omdat vliegen slecht is voor mhet milieu.

Slide 21 - Slide

Hoofdgedachte 
Hoofdgedachte is vaak te vinden:

  • in de inleiding of het slot van de tekst
LET OP: staat niet altijd letterlijk in de tekst. Je moet hem vaak zelf bedenken.
Vraag bij hoofdgedachte:
Wat is het belangrijkste wat er in de hele tekst over het onderwerp wordt gezegd?



Slide 22 - Slide

Aan de slag!
Maak opdracht 1, 2, 3 en 7 tot en met vraag 4.
Huiswerk voor aanstaande maandag.

Let op: volgende week woensdag formatieve leestoets

Slide 23 - Slide