6. Week 41 non-fictie

Pak je leesboek en ga lezen.
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Pak je leesboek en ga lezen.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Wat zijn woordraadstrategieën?
A
Woordspelletjes
B
Manier om de woordbetekenis te vinden
C
Spelling van woorden
D
Woorden samenstellen

Slide 3 - Quiz

Welke strategie moet je hier gebruiken? Rood, geel en blauw zijn primaire kleuren.
A
Tegengestelde betekenis
B
Synoniem
C
Illustratie
D
Voorbeeld

Slide 4 - Quiz

Een woord dat hetzelfde betekent, noemen we een......
A
Voorbeeld
B
Omschrijving
C
Synoniem
D
Tegengestelde betekenis

Slide 5 - Quiz

Wat is geen woordraadstrategie?
A
zoek synoniemen
B
zoek voorbeelden
C
zoek tegenstellingen
D
het zijn allemaal woordraadstrategieën

Slide 6 - Quiz

Onderwerp tekst

  • Schrijf je in één of een paar woorden op.

Goed: Klimaatverandering in Nederland
Fout: Het klimaat in Nederland verandert

Slide 7 - Slide

Hoe vind je het onderwerp van een tekst?
  • Als je het onderwerp van een tekst wil weten, hoef je niet de hele tekst te lezen.
  • Lees oriënterend:
  1. Lees de titel, kijk naar de afbeeldingen, lees de tussenkopjes (titels van alinea's), kijk naar dikgedrukte woorden.
  2. Lees het eerste stukje van de tekst, de inleiding.

Slide 8 - Slide

Hoofdgedachte
Wat de schrijver van de tekst over een onderwerp schrijft,
noem je de HOOFDGEDACHTE.

Met andere woorden: de hoofdgedachte is het onderwerp + dat wat daarover verteld wordt.

Voorbeeld:
Onderwerp: 'Vliegschaamte'
Hoofdgedachte: Mensen hebben vliegschaamte, omdat vliegen slecht is voor mhet milieu.

Slide 9 - Slide

Hoofdgedachte 
Hoofdgedachte is vaak te vinden:

  • in de inleiding of het slot van de tekst
LET OP: staat niet altijd letterlijk in de tekst. Je moet hem vaak zelf bedenken.
Vraag bij hoofdgedachte:
Wat is het belangrijkste wat er in de hele tekst over het onderwerp wordt gezegd?



Slide 10 - Slide


Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
Wat betekent het woord hoofdgedachte?
A
de belangrijkste zin van een alinea
B
het onderwerp van de tekst
C
een uitspraak waar je het wel of niet mee eens bent
D
het belangrijkste wat over het onderwerp wordt gezegd in één zin

Slide 11 - Quiz

Onderwerp en hoofdgedachte:
Wat kan géén hoofdgedachte zijn?
A
Jongetje stoot beeld van 4.000 euro om en moet betalen
B
Honden troosten kinderen na aanslag in VS
C
doden door stortbuien China
D
Kangoeroe huppelt door weiland op Texel

Slide 12 - Quiz

Welke tekstdoelen zijn er?






En ook nog: amuseren, bijvoorbeeld door een stripverhaal, column een roman of een gedicht.

Slide 13 - Slide

Welk doel hoort bij welke uitleg?

Slide 14 - Slide


Een nieuwsbericht heeft als tekstdoel:
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren

Slide 15 - Quiz

Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
amuseren
C
overtuigen
D
activeren

Slide 16 - Quiz

Wat is het tekstdoel?
A
Instrueren
B
Informeren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 17 - Quiz

Oefenen!
Paragraaf 1: opdr. 3 (vr. 6 t/m 13) + opdr. 6
Paragraaf 2: opdr. 4
Paragraaf 3: opdr. 4
Paragraaf 4: opdr. 1 t/m 5


Slide 18 - Slide