37 leva

Pak je spullen en je leesboek en ga lezen.
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Pak je spullen en je leesboek en ga lezen.

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
Verder waar we gebleven waren: non-fictie, leesvaardigheid, begrijpend lezen.

Slide 2 - Slide

Iedere tekst gaat ergens over. Dat noem je het onderwerp van de tekst. Hoe vind je het onderwerp van een tekst?
A
Lees de tekst verkennend
B
Stel jezelf de vraag: Waarover gaat de tekst?
C
Het antwoord op de vraag is het onderwerp
D
Alledrie de antwoorden

Slide 3 - Quiz

Wat is het onderwerp van een tekst? Het onderwerp van een tekst...
A
... vertelt in één of een paar woorden waar de tekst over gaat.
B
... vertelt wat het belangrijkste van de tekst is.
C
... vertelt wat iemand ergens van vindt.
D
... vertelt wat waar of niet waar is.

Slide 4 - Quiz

Wat is het onderwerp van de tekst?
Wat is het onderwerp van de tekst?
A
gevonden pootafdrukken van dino's
B
het Schotse eiland Skye
C
wetenschappers in Schotland
D
dino's leefden in een gezin

Slide 5 - Quiz

Huiswerk bespreken
Leg opdracht 3, vr. 1 t/m 13 zichtbaar voor mij, zodat ik snel kan checken.
Blz. 12 in je lesboek.

Slide 6 - Slide

Aan de slag!

Maak opdracht 1 en 2 op blz. 16 + 17.

Slide 7 - Slide

Hoofdgedachte
Wat de schrijver van de tekst over een onderwerp schrijft,
noem je de HOOFDGEDACHTE.

Met andere woorden: de hoofdgedachte is het onderwerp + dat wat daarover verteld wordt.

Voorbeeld:
Onderwerp: 'Vliegschaamte'
Hoofdgedachte: Mensen hebben vliegschaamte, omdat vliegen slecht is voor mhet milieu.

Slide 8 - Slide

Hoofdgedachte 
Hoofdgedachte is vaak te vinden:

  • in de inleiding of het slot van de tekst
LET OP: staat niet altijd letterlijk in de tekst. Je moet hem vaak zelf bedenken.
Vraag bij hoofdgedachte:
Wat is het belangrijkste wat er in de hele tekst over het onderwerp wordt gezegd?



Slide 9 - Slide

Verder aan de slag!
Maak opdracht 1 en 2 op blz. 16 + 17. HUISWERK.

Klaar? Maak opdr. 1+2 op blz. 21. Geen huiswerk.

Slide 10 - Slide

Pak je spullen en je leesboek en ga lezen.

Slide 11 - Slide

Hoofdgedachte
Wat de schrijver van de tekst over een onderwerp schrijft,
noem je de HOOFDGEDACHTE.

Met andere woorden: de hoofdgedachte is het onderwerp + dat wat daarover verteld wordt.

Voorbeeld:
Onderwerp: 'Vliegschaamte'
Hoofdgedachte: Mensen hebben vliegschaamte, omdat vliegen slecht is voor mhet milieu.

Slide 12 - Slide

Hoofdgedachte 
Hoofdgedachte is vaak te vinden:

  • in de inleiding of het slot van de tekst
LET OP: staat niet altijd letterlijk in de tekst. Je moet hem vaak zelf bedenken.
Vraag bij hoofdgedachte:
Wat is het belangrijkste wat er in de hele tekst over het onderwerp wordt gezegd?



Slide 13 - Slide


Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
Wat betekent het woord hoofdgedachte?
A
de belangrijkste zin van een alinea
B
het onderwerp van de tekst
C
een uitspraak waar je het wel of niet mee eens bent
D
het belangrijkste wat over het onderwerp wordt gezegd in één zin

Slide 14 - Quiz

Onderwerp en hoofdgedachte:
Wat kan géén hoofdgedachte zijn?
A
Jongetje stoot beeld van 4.000 euro om en moet betalen
B
Honden troosten kinderen na aanslag in VS
C
doden door stortbuien China
D
Kangoeroe huppelt door weiland op Texel

Slide 15 - Quiz


Wat is de hoofdgedachte?
De hoofdgedachte = ?
A
Man vindt vogelspin in fruit, dit is vrij uniek.
B
Arnhemmer Bart van den Akker houdt van druiven.
C
Albert Heijn vindt de vondst van een vogelspin uitzonderlijk.
D
De vrouw van Bart van den Akker koopt druiven.

Slide 16 - Quiz

Opdracht bespreken
Opdracht 1 en 2 t/m vraag 4 op blz. 16 + 17


Slide 17 - Slide

Aan de slag!
Afmaken opdracht 2 blz. 17.

Daarna: Maak opdracht 1+2+6, blz. 21 t/m 24 in je lesboek.


Slide 18 - Slide