gesprekstechnieken

Gesprekstechnieken
1 / 20
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 4

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Gesprekstechnieken

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

de kracht van woorden 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Video

This item has no instructions

gesprekstechnieken

Slide 4 - Mind map

wat als je geen gesprekstechnieken toe kunt passen?

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

0

Slide 6 - Video

This item has no instructions

Slide 7 - Video

This item has no instructions

Welke gesprekstechnieken ben je tegengekomen?

Slide 8 - Open question

This item has no instructions

Het gesprek
Beginfase
  • verwachtingen en doelen uitspreken 
  • Creëer een goede sfeer
  • Aangeven van de structuur
  • stem en taalniveau afstemmen
Middenfase
  •  Gebruik gesprekstechnieken
  •  Wat wil patiënt/voorlichting/advies
Eindfase
  •  Afronding
  • samenvatting

Slide 9 - Slide

Creëer een goede sfeer: patient aankijken, aandacht op de ander richten, vriendelijk en belangstellend zijn

Controleer: kan de patiënt je nog volgen? Hoe verloopt het gesprek? Hoe voelt de patiënt zich, zijn jullie tevreden?
 Luisteren Samenvatten Doorvragen 
 Een gesprek samenvatten
     - Wees kort en volledig
     - Zeg het in je eigen woorden
     - Geef geen oordelen
Functies
  • Het is een controle voor jezelf, om na te gaan of je de ander werkelijk goed begrepen hebt.
  • Je moet goed luisteren, omdat je anders niet kunt weergeven wat al is gezegd.
  • Je brengt een ordening aan in het verhaal: dit is de hoofdzaak van wat je verteld hebt en dit zijn de bijzaken.
  • Het geeft de gesprekspartner de gelegenheid om terug te horen wat hij wel of nog niet verteld heeft. 

Slide 10 - Slide

Niet exact hetzelfde zeggen -> papegaai

Dwingt je om goed te luisteren
Controle voor jezelf
Brengt orde aan
Kan tot nieuwe inzichten leiden

Gesprekstechnieken: 4 principes


1. Wees empathisch: het gaat om daadwerkelijk inleven in de cliënt en niet doen alsof. 
2. Ontwikkelen van discrepantie: richt je op het verschil (vanuit het perspectief van de cliënt) tussen het huidige en toekomstige gedrag. ‘Hoe ben of doe ik nu en hoe wil ik doen of zijn?’
3. Meeveren met weerstand: vermijd discussie of argumentatie. Veer mee met de weerstand en zie dit als een kans.
4. Ondersteunen van eigen effectiviteit: het gaat er hierbij om dat je het geloof in eigen kunnen ondersteunt en versterkt. Eigen effectiviteit is een directe voorspeller van gedragsverandering.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Bewust worden van je eigen cultuur
Een voorbeeld: in Nederland zijn we niet gewend onze emoties te veel te tonen, dat gebeurt dus ook niet tijdens begrafenissen. 
 In Algerije wordt een begrafenis begeleid met luide klaagzang, schreeuwen en huilen. Vanuit Nederlandse ogen wordt misschien wat geschokt naar de Algerijnse begrafenis gekeken: zoveel geschreeuw zijn we niet gewend. Vanuit Algerijnse ogen wordt misschien geschokt naar de Nederlandse begrafenis gekeken: zou de dode zo weinig geliefd zijn geweest dat er geen emoties zichtbaar zijn?

Dat je je cultuur niet even terzijde kunt schuiven en vanuit een andere cultuur kunt leven en denken, blijkt uit het feit dat je cultuur een onderdeel is geworden van jezelf: hoe je denkt, handelt en voelt.

Slide 12 - Slide

Voor je naar andere culturen gaat kijken, is het belangrijk dat je je bewust wordt van je eigen cultuur. Je beoordeelt culturen immers vanuit je eigen cultuur. Je eigen cultuur is wat je kent, wat vertrouwd is en wat jij als normaal beschouwt. De neiging bestaat om van andere culturen te denken dat ze afwijken van wat jij normaal vindt. Dat gebeurt omgekeerd dus ook: iemand die in een niet-Nederlandse cultuur is gesocialiseerd, kijkt naar de Nederlandse cultuur en beschouwt deze als afwijkend van wat hij normaal vindt. (Bedenk dat afwijkingen negatief, maar ook positief kunnen uitvallen!)
Vraagtechniek oefening. Luisteren, samenvatten, doorvragen.
Hoe
Neem een bizarre hobby in gedachten; je verzamelt b.v. stukjes tapijt. Je hebt altijd een nagelschaartje bij je en overal waar je komt, knip je stiekem een stukje uit het tapijt. De deelnemers moeten erachter komen wat je hobby inhoudt. 
Er is 1 spelregel: ze mogen niet vragen: “Wat is jouw hobby?”
De deelnemers stellen om de beurt een vraag. Gesloten vragen beantwoord je alleen met ja of nee, open vragen met een ruimer antwoord, meerkeuze vragen met nee, suggestieve vragen met “Dat zijn jouw woorden.” Hou het luchtig.

Om de 4 à 5 deelnemers vraag je iemand om samen te vatten wat er tot nu toe bekend is over de hobby. Als de
samenvatting niet klopt, benoem je dat en vraag je aan de anderen of ze weten wat er niet klopt.



Slide 13 - Slide

This item has no instructions

oefenen

  • INTERVIEW DE PERSOON DIE NAAST JE ZIT OVER ZIJN GROOTSTE NACHTMERRIE/ANGST. BEREID DIT KORT VOOR (LIJSTJE EN/OF SPREEKSCHEMA).​
  • GEBRUIK ZOVEEL MOGELIJK VAN DE TECHNIEKEN EN VRAAGSOORTEN. 

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Casus oefenen

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Reflecteren 

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Reflecteren: STARR 

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

een of tweezijdige communicatie
Doel verschil 1 en 2 zijdige communicatie.
Docent heeft een aantal geometrische figuren getekend.
Docent vraagt 1 van de studenten naar voren te komen om deze tekeningen voor de rest van de klas te beschrijven.
De student toont de tekeningen niet maar geeft instructies hoe de klas ze moet tekenen. Er mag niets gevraagd worden.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

This item has no instructions