H3 - Paragraaf 4

Hoofdstuk 3
Paragraaf 4
1 / 24
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Hoofdstuk 3
Paragraaf 4

Slide 1 - Slide

Programma
  • Uitleg paragraaf 4
  • Opdrachten
  • Klaar !

Slide 2 - Slide

Toerisme in Gambia
  • Toerisme is belangrijk voor de economie van Gambia
     (25% van het BNP wordt verdiend aan toeristen)

  • BNP= Bruto Nationaal Product
    -> Gemiddelde inkomen die
          inwoners in een land
          samen verdienen.

Slide 3 - Slide

Toerisme in Gambia
  • Toeristen zorgen voor directe werkgelegenheid (zonder toerisme zou dat werk niet bestaan) en indirecte werkgelegenheid

  • Directe werkgelegenheid 
    = Werkgelegenheid die voortkomt uit een bepaalde activiteit (hotel, horeca, winkels)

  • Indirecte werkgelegenheid 
    = Extra werkgelegenheid die niet direct ontstaat door een bepaalde activiteit, maar die daaruit voortvloeit (bouwvakkers die hotels bouwen, mensen die reclame maken voor winkels)



Slide 4 - Slide

Toerisme in Gambia

  • Toerisme is belangrijk voor de economie van Gambia

  • Toeristenindustrie: Alle bedrijven die zich bezighouden met toerisme

Slide 5 - Slide

Toerisme in Gambia levert zowel directe als indirecte werkgelegenheid. Leg uit wat het verschil hiertussen is en geef van elk een voorbeeld.

Slide 6 - Open question

Arbeidsmigranten
  • Inkomstenbron: Gambianen die in het buitenland werken en geld naar huis sturen (arbeidsmigranten)
  • Wonen vooral in Senegal, Nigeria, Amerika en Verenigd Koninkrijk 

  • Kenmerken migranten
    = Vaak jonge, geschoolde (hoogopgeleide) werknemers
        zoals artsen en verpleegkundigen

Slide 7 - Slide

Arbeidsmigranten
  • Voordeel voor Arbeidsmigranten voor Gambia?



  • Nadeel van Arbeidsmigranten in Gambia?

Slide 8 - Slide

Arbeidsmigranten
  • Voordeel voor Arbeidsmigranten voor Gambia?
     -> Geldinzendingen naar familie in Gambia


  • Nadeel van Arbeidsmigranten in Gambia?
     -> Braindrain (Het vertrek van goedopgeleide mensen)


Slide 9 - Slide

Wat is het verschil tussen ontwikkelingshulp en ontwikkelingssamenwerking

Slide 10 - Slide

Rijke landen helpen Gambia
  • (Vroeger) ontwikkelingshulp
    = Rijke landen bepaalden de oplossingen voor de problemen in Gambia (geven tijdelijk geld of voedsel)

  • (Nu) ontwikkelingssamenwerking
    = Meer gelijkwaardige partners en bedenken ontwikkelingsplannen voor Gambia (geven advies en investeren geld)

Slide 11 - Slide

Voedsel uitdelen

Slide 12 - Slide

Investeren (€) in scholen
  • (Vroeger) ontwikkelingshulp
    = Rijke landen bepaalden de oplossingen voor de problemen in Gambia (geven tijdelijk geld of voedsel)

  • (Nu) ontwikkelingssamenwerking
    = Meer gelijkwaardige partners en bedenken ontwikkelingsplannen voor Gambia (geven advies en investeren geld)

Slide 13 - Slide

Soorten hulp
Noodhulp
Hulp bij rampen om in leven te blijven.
  • Bijv. voedsel, onderdak, schoon drinkwater en/of medische hulp

Structurele hulp / duurzame hulp:
Hulp om blijvende verbeteringen in de levensomstandigheden aan te brengen. 
  • Bijv. geld geven om waterputten en scholen te bouwen, bieden van materialen en kennis



Slide 14 - Slide

Soorten hulp
Donorland
Land wat ontwikkelingshulp geeft

Door wie?
1. Rijkere landen (bijv. Nederland)
2. Via grotere organisaties (VN, Cordaid)
3. Via bedrijven (Shell die scholen en ziekhuizen bouwt bijvoorbeeld)



Slide 15 - Slide

Op de foto zie je een arts die naar een bepaald land gegaan is om hier te helpen.

Dit is een voorbeeld van:
A
Noodhulp
B
Structurele hulp

Slide 16 - Quiz

Op de foto zie je een waterpomp die gemaakt is voor een bepaald land.

Dit is een voorbeeld van:
A
Noodhulp
B
Structurelehulp

Slide 17 - Quiz

Wat voor vorm van hulp is de organisatie Giro 555?
A
Noodhulp
B
Structurele hulp

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Video


Is dit een voorbeeld van noodhulp of structurele hulp?
A
Noodhulp
B
Structurele hulp

Slide 20 - Quiz

Check:
Arbeidsmigranten migreren voor werk.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quiz

Check:
Wat is een braindrain?
A
Hoog opgeleide mensen komen naar een land
B
Hoog opgeleide mensen verlaten een land
C
Mensen verlaten een land
D
Mensen komen naar een land toe.

Slide 22 - Quiz

Aan de slag!
  • Hoofdstuk 3, Paragraaf 4


  • Klaar? Begrippen oefenen in SOM
      (Quizlet / Blooket)





Slide 23 - Slide

Afsluiting
  • Vragen?
  • Opruimen




  • Huiswerk staat in SOM, tot de volgende les!



Slide 24 - Slide