This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Herhaling
Slide 1 - Slide
bij een kostengeoriënteerde prijsstelling
A
is de inkoopprijs van belang
B
is de prijs van de concurrent van belang
C
is de tijd van het jaar van belang
D
is de plaats van belang
Slide 2 - Quiz
welke 3 situaties zijn er waarin je de kostengeorienteerde prijsstelling kan inzetten
A
marktleider, monopolie, nieuw product
B
marktleider, oligopolie, nieuw product
C
marktpartij, monopolie, nieuw product
D
marktpartij, oligopolie, vernieuwd product
Slide 3 - Quiz
Een fabrikant wil een nieuw product op de markt brengen. Uit recent verricht haalbaarheidsonderzoek blijkt dat hiervoor veel belangstelling bestaat. Snelheid is echter geboden, want enkele concurrenten hebben dezelfde plannen.
Welke prijsstrategie kan de fabrikant het beste toepassen?
A
Afroomprijsstrategie
B
Kostengeoriënteerde prijsstrategie
C
Penetratieprijsstrategie
Slide 4 - Quiz
Een bedrijf berekent haar prijs door op de inkoopprijs een winstopslag te berekenen. Van welke prijsstellingsmethode is hier sprake?
A
Kostengericht
B
Afnemersgericht
C
Concurrentiegericht
Slide 5 - Quiz
Wat is geen voorbeeld van prijsdifferentiatie?
A
Spitstarief in de trein
B
Seniorenkorting in het museum
C
Een medium milkshake
D
Benzine aan de snelweg
Slide 6 - Quiz
Prijsdifferentiatie is een vorm van:
A
vraaggeoriënteerde prijsstelling
B
kostengeoriënteerde prijsstelling
C
concurrentiegeoriënteerde prijstelling
Slide 7 - Quiz
costplus en target pricing zijn vormen van de
A
kostengerichte prijsstellingsmethode
B
concurrentiegerichte prijsstellingsmethode
C
afnemers/vraaggerichte prijsstellingsmethode
Slide 8 - Quiz
Een bedrijf wil een bepaald bedrag terugverdienen
A
cost plus pricing
B
target pricing
C
prijsdifferentiatie
Slide 9 - Quiz
Op welk vlak concurreer je bij me-too pricing?
A
op basis van prijs
B
geen concurrentie
C
op basis van hoe je het aanbiedt
D
op basis van USP
Slide 10 - Quiz
Hoe heet deze strategie: lage prijzen hanteren om te voorkomen dat er concurrenten op de markt bijkomen!
A
Me-too pricing
B
Stay-out pricing
C
Put-out pricing
Slide 11 - Quiz
Kist het juiste antwoord. Welke prijs neem je als uitgangspunt bij Backward pricing?
A
de kostprijs
B
de kostprijs + BTW
C
De prijs van het product als het innovatief zou zijn
D
de consumentenprijs
Slide 12 - Quiz
Welke stelling (en) zijn juist: 1. afroomprijsstrategie wordt vooral gebruikt door bedrijven die een hoge naamsbekendheid hebben. Dit komt omdat je bij deze strategie begint met een hoge prijs en langzaam de prijs verlaagt 2. penetratiestrategie begint met een hoge prijs en verlaagt langzaam de prijs.
A
stelling 1 is juist
B
stelling 2 is juist
C
beiden zijn juist
D
beiden zijn onjuist
Slide 13 - Quiz
concurrentiegeoriënteerde prijsstrategie
kostengeoriënteerde prijsstrategie
afroomprijsstrategie (skimming)
penetratieprijsstrategie
Bij de introductie van een product een hoge prijs om de kosten snel terug te verdienen. Na verloop van tijd daalt de prijs geleidelijk.
De prijs van de concurrenten geldt als uitgangspunt.
Eerst een lage prijs hanteren en na verloop van tijd veranderen in een hogere prijs zodra marktaandeel op de concurrenten is gewonnen.
Je neemt de kosten als basis voor je verkoopprijs.
Slide 14 - Drag question
Prijs: Concurrentiegeorienteerd ; Welke waar?
Me too pricing
Stay out pricing
Put out pricing
Slide 15 - Drag question
op basis van de consumentenprijs bepaal je de
winstmarge
Ikea verkoopt sommige producten onder de
inkoopprijs
een filmkaartje bij een filmhuis kost bijna evenveel
als bij Pathé
de Mediamarkt belooft dat je altijd de beste prijs