This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes, text slides and 7 videos.
Items in this lesson
BS 2 : Voedselproductie
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Je kunt manieren noemen waarop een optimale productie van voedsel kan worden verkregen
Je kunt de kenmerken van bestrijdingsmiddelen en biologische bestrijding noemen.
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
Voedingsgewassen
3 Vormen van landbouw:
akkerbouw
tuinbouw
veeteelt
Slide 4 - Slide
Voedselproductie toename
Bemesting ( kunst en stalmest)
Bodembewerking
bescherming tegen ziekte en plagen
Slide 5 - Slide
Bestrijdingsmiddelen
Biologische bestrijdingsmiddelen: inzetten van natuurlijke vijanden
Pesticiden: selectief en niet-selectieve varianten.
Accumulatie
Slide 6 - Slide
Wat voor soort gewasbeschermingsmiddel zie je in de afbeelding.
A
selectief
B
niet-selectief
Slide 7 - Quiz
Welk proces zie je in de afbeelding?
A
Accumulatie
B
resistentie
C
assimilatie
D
fotosynthese
Slide 8 - Quiz
Chemische gewasbescherming is het bestrijden van plantenziekten en plagen met chemische middelen.
A
juist
B
onjuist
Slide 9 - Quiz
Een voorbeeld van het gebruik van natuurlijke vijanden is de bestrijding van witte vlieg met sluipwespen.
A
juist
B
onjuist
Slide 10 - Quiz
Een voorbeeld van het gebruik van natuurlijke vijanden is de bestrijding van witte vlieg met sluipwespen.
A
juist
B
onjuist
Slide 11 - Quiz
Wat is resistentie?
Het minder gevoelig worden van een organisme voor een gewasbeschermingsmiddel.
Slide 12 - Slide
Enkele kenmerken van biociden zijn: 1 Ze hebben een snel effect. 2 Ze zijn niet selectief. 3 Er treedt accumulatie op. Welk(e) van deze kenmerken behoort (behoren) tot de voordelen van chemische gewasbescherming bij een insectenplaag?
A
1
B
1 en 2
C
2 en 3
D
1,2 en 3
Slide 13 - Quiz
Wat is een mogelijk probleem bij het eten van insecten?
A
Er is veel landbouwgrond voor nodig
B
Er is veel voer voor nodig
C
Mensen zijn niet gewend insecten te eten.
D
Er komt veel mest vrij.
Slide 14 - Quiz
Wat is de belangrijkste oorzaak van overbevissing?
A
toenemende aantal vissers
B
nieuwe vangsttechnieken
C
De groei van de wereld bevolking
D
Het verdwijnen van vissoorten
Slide 15 - Quiz
Door de glastuinbouw kunnen we het hele jaar door veel groenten kopen.
A
juist
B
onjuist
Slide 16 - Quiz
Huiswerk
Lezen bs 2 van thema 3
Maken opdrachten 8 t/m 19 online.
Slide 17 - Slide
BS 3: Landbouw in Nederland
Slide 18 - Slide
Leerdoel
Je kunt de kenmerken noemen van de gangbare landbouw en je kent vormen van landbouw waarbij minder stoffen worden toegevoegd aan het milieu.
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Video
Verkleinen monoculturen de kans op insectenplagen?
A
Ja
B
Nee
Slide 21 - Quiz
Wordt op grote akkerbouwbedrijven voornamelijk stalmest gebruikt om het land te bemesten?
A
Ja
B
Nee
Slide 22 - Quiz
Hier staan twee beweringen over biologische landbouw. 1 Biologische landbouw is beter voor het milieu dan de gangbare landbouw. 2 In de biologische landbouw is veel aandacht voor het welzijn van dieren.
Welke bewering(en) is (zijn) juist?
A
Bewering 1 is juist
B
Bewering 2 is juist
C
Beide beweringen zijn juist
D
Beide beweringen zijn onjuist
Slide 23 - Quiz
Vier landbouwmethoden in Nederland zijn de intensieve akkerbouw, de biologische landbouw, de intensieve veehouderij en de intensieve tuinbouw.
Voor welke van deze landbouwmethoden geldt dat de producten meestal iets duurder zijn dan de producten van de andere landbouwmethoden?
A
Voor de intensieve akkerbouw.
B
Voor de biologische landbouw.
C
Voor de intensieve veehouderij.
D
Voor de intensieve tuinbouw.
Slide 24 - Quiz
Waar wordt het landoppervlak in Nederland vooral voor gebruikt?
A
steden en dorpen
B
infrastructuur (wegen)
C
landbouw en veeteelt
D
bossen, heide, vennen enz.
Slide 25 - Quiz
Huiswerk
Lezen bs 3 van thema 4
Maken opdrachten 20 t/m 30 online.
Slide 26 - Slide
BS 4: Energie
Slide 27 - Slide
Leerdoel
Je kunt de belangrijkste energiebronnen noemen met hun voordelen en nadelen.
Slide 28 - Slide
Slide 29 - Video
Welke energie is eigenlijk opgeslagen in fossiele brandstoffen?
Slide 30 - Open question
Welke duurzame energiebron gebruiken wij het meest?
A
Wind energie
B
Zonne-energie
C
Biomassa
D
Aardolie
Slide 31 - Quiz
Twee uitspraken over kernenergie. 1 Kernenergie is duurzame energie. 2 Bij gebruik van kernenergie ontstaat luchtverontreiniging.
A
Alleen 1 is juist
B
Alleen 2 is juist
C
Allebei zijn juist
D
Beide zijn onjuist
Slide 32 - Quiz
Duurzame energie noemen we ook wel...
A
Rode energie
B
Gele energie
C
Blauwe energie
D
Groene energie
Slide 33 - Quiz
Welke duurzame energiebron zie je hier?
A
Wind-energie
B
Kern-energie
C
Zonne-energie
D
Waterkracht-energie
Slide 34 - Quiz
Wat is geen vorm van duurzame energie?
A
Zonne energie
B
Wind energie
C
Energie uit biomassa
D
Energie uit fossiele brandstoffen
Slide 35 - Quiz
Wat zal de energie van de toekomst zijn?
A
Fossiele brandstoffen
B
Duurzame energie
Slide 36 - Quiz
Welke duurzame energiebron zie je hier?
A
Kernenergie
B
Waterkracht
C
Zonne-energie
D
Windenergie
Slide 37 - Quiz
Wat is kernenergie?
A
Kernenergie is energie die wordt gemaakt door uranium te splitsen
B
Kernenergie bestaat nog niet
C
Kernenergie ontstaat door naar de naar de kern te graven van de aarde
D
Kernenergie is energie die wordt gemaakt met steenkool
Slide 38 - Quiz
Lpg (autogas) is een brandstof die ontstaat bij de productie van benzine. Bij de meeste benzinestations kun je lpg, benzine en diesel tanken (zie de afbeelding). Welke van deze brandstoffen zijn fossiele brandstoffen?
A
Alleen benzine en diesel
B
Alleen benzine en lpg
C
Alleen diesel en lpg
D
Benzine, diesel en lpg
Slide 39 - Quiz
Laatste kennis vraag: Wat is een nadeel van kernenergie?
A
Je hebt maar weinig uranium nodig.
B
Bij de productie van kernenergie wordt geen CO2 uitgestoten.
C
Kernenergie vermindert de afhankelijkheid van andere (fossiele) brandstoffen.
D
Bij het opwekken van kernenergie ontstaat radioactief afval.
Slide 40 - Quiz
Extra uitleg video's
Zondag met Lubach: kernenergie
Energie besparen in huis
Er was eens.. de AARDE - 06 De Uitputting van EnergieBronnen
Er was eens.. de AARDE - 21 Hernieuwbare EnergieBronnen