2.3 Water

Hoofdstuk 2
Water
1 / 25
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 2
Water

Slide 1 - Slide

Moleculen en atomen

Slide 2 - Slide

deeltjesmodel






Vast (s)                         Vloeibaar (l)                         Gas (g)

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Het deeltjesmodel: afspraken
– Iedere stof is opgebouwd uit heel kleine deeltjes, meestal moleculen genoemd. 
– Elke stof bestaat uit zijn eigen soort moleculen. 
– Moleculen bewegen voortdurend en de snelheid van bewegen hangt af van de temperatuur. 
– Moleculen trekken elkaar aan.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Verklaar de gebeurtenis uit het filmpje met het deeltjesmodel
A
de moleculen van een stof veranderen niet
B
de moleculen van een stof bewegen
C
de moleculen van een stof trekken elkaar aan

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Fasedriehoek

Slide 11 - Slide

Fase-overgangen
Verandering van de ene fase naar de andere fase:
  • vloeibaar naar vast = bevriezen (bij andere stoffen:stollen
  • vast naar vloeibaar =  smelten 
  • vloeibaar naar gasvormig (damp) = verdampen 
  • gasvormig naar vloeibaar = condenseren
  • vast naar gas = vervluchtigen 
  • gas naar vast = rijpen

Slide 12 - Slide

Water, waterdamp en ijs
Water (H2O) komt voor in drie toestanden:
  1. Vast (sneeuw en ijs)
  2. Vloeibaar (water)
  3. Gasvormig (waterdamp)

Elke dag gaan er grote hoeveelheden water van de ene toestand in de andere.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Video

De ruimte tussen de moleculen is leeg (er zit geen lucht tussen)
Je kan een behoorlijke hoeveelheid suiker oplossen in water zonder dat het volume toeneemt. Dit komt omdat de suikermoleculen in de ruimte tussen de watermoleculen gaat zitten.

Slide 16 - Slide

Met het deeltjesmodel kun je de faseovergangen verklaren.

Wat is het belangrijkste verschil tussen de moleculen in een vloeistof en in een gas?

A
In een vloeistof hebben de moleculen een vaste plaats.
B
In een vloeistof zitten de moleculen dichter op elkaar
C
In een vloeistof zijn de moleculen groter.
D
In een vloeistof zijn de moleculen kleiner.

Slide 17 - Quiz

A is?
A
Vloeibaar
B
Gasvormig
C
Vast

Slide 18 - Quiz

B is?
A
Vloeibaar
B
Gasvormig
C
Vast

Slide 19 - Quiz

C is?
A
Vloeibaar
B
Gasvormig
C
Vast

Slide 20 - Quiz

Welke fase overgang
zien we hier?

A
Koken
B
Smelten
C
Verdampen
D
Gas

Slide 21 - Quiz

Welke faseovergang
zie je hier?
A
Rijpen
B
Sublimeren
C
Verdampen
D
Condenseren

Slide 22 - Quiz

0

Slide 23 - Video

Welke faseovergang
is dit?
A
Verdampen
B
Vloeistof
C
Condenseren
D
Sublimeren

Slide 24 - Quiz

Aan de slag
We maken nu paragraaf 3  af. 

Opdracht 1 tot en met 10 voor de volgende les. 

Slide 25 - Slide