Voorbereiding toets hf. 1 & 2

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Hoofdstuk 1&2  3HAVO

Wat moet je leren voor het proefwerk van de toetsweek?

Hoofdstuk 1:

Lezen: vaste tekststructuren (1)

Woordenschat: stijlfiguren (1) herhaling, tegenstelling, opsomming, drieslag, climax, omgekeerde climax

Woordraadstrategieën: Hoe kun je de betekenis van een woord achterhalen in een tekst?

Grammatica: betrekkelijk voornaamwoord (en antecedent)

Wat moet je leren voor het proefwerk van de toetsweek?

Spelling: trema, apostrof, accent, cedille

Werkwoordspelling

Uiteindelijk is alle stof een herhaling van periode 1.

Wat moet je leren voor het proefwerk van de toetsweek?

Hoofdstuk 2:

Lezen: vaste tekststructuren (2)

Woordenschat: stijlfiguren (2) hyperbool, understatement, eufemisme

Grammatica: samentrekking

Grammatica: onbepaald voornaamwoord

Spelling: met of zonder -n?

Boekendoos

Verder tellen de punten mee die je voor je boekendoos hebt gehaald.

Wat wel/niet leren?

Je hoeft dus alleen te leren wat op de vorige dia's staat!

Begrijp je niet wat je moet leren? Geef dan NU aan wat je niet begrijpt!

Filmpje!

https:

Herhaling leerstof hf. 1 & 2

Lezen

Lees tekst 1&2

Welke tekststructuur heeft tekst 1?

Welke tekstructuur heeft tekst 2?

Maak nu de vragen.

Woordenschat hf. 1 

Stijlfiguren:

herhaling

tegenstelling

opsomming

drieslag

climax

omgekeerde climax

Woordenschat hf. 2

hyperbool

understatement

eufemisme

Stijlfiguren

Kijk voor de theorie over de stijlfiguren (woordenschat hf. 1&2) in je boek. Na deze dia volgen wat oefenopgaven.

Ik sta hier al eeuwen op je te wachten!

1. Hyperbool
2. Understatement
3. Eufemisme
4. Drieslag

Zijn beide armen en benen waren gebroken, dus de schade viel reuze mee.

1. Hyperbool
2. Understatement
3. Eufemisme
4. Drieslag

Onze interieurverzorgster komt vandaag.

1. Hyperbool
2. Understatement
3. Eufemisme
4. Drieslag

Ik wil je nooit, maar dan ook nooit meer zien!

1. Hyperbool
2. Drieslag
3. Herhaling
4. Tegenstelling

’s Lands grootste kruidenier gaat op de kleintjes letten.

1. Eufemisme
2. Tegenstelling
3. Omgekeerde climax
4. Herhaling

Hij werd kwaad, woedend, nee, witheet toen hij dat zag.

1. Hyperbool
2. Climax
3. Drieslag
4. Opsomming

Hij dacht een auto te hebben gewonnen, maar het was zelfs geen fiets. Zijn prijs was een usb-stick.

1. Hyperbool
2. Climax
3. Omgekeerde climax
4. Drieslag

Ik heb voor goed geld slechte spullen gekocht.

1. Eufemisme
2. Omgekeerde climax
3. Herhaling
4. Tegenstelling

Bij deze comedy moet je lachen, gieren, brullen!!!

1. Herhaling
2. Hyperbool
3. Opsomming
4. Drieslag

Betrekkelijk voornaamwoord

Noteer bij de volgende zinnen het betrekkelijk voornaamwoord en het antecedent.

De hond die de hele tijd blaft, irriteert me mateloos.

Het boek dat ik lees, is ongelooflijk spannend!

Het meisje dat piloot wil worden, zit naast Jaap.

Trema

Een trema gebruik je om  te voorkomen dat twee klinkers in een woord samen worden uitgesproken:

ideeën

poëzie

vacuüm

Probeer maar eens hoe raar je het woord uitspreekt zonder trema.

Welk woord is juist geschreven?

1. ruine
2. ruïne

Welk woord is juist geschreven?

1. egoist
2. egoïst

Welk woord is juist geschreven?

1. auto-ongeluk
2. autoöngeluk

Welk woord is juist geschreven?

1. geautomatiseerd
2. geäutomatiseerd

Welk woord is juist geschreven?

1. financieel
2. financiëel

Welk woord is juist geschreven?

1. financiele
2. financiële

Welk woord is juist geschreven?

1. mediaändacht
2. media-aandacht

Trema of koppelteken?

Het koppelteken gebruik je wanneer het om samenstellingen gaat.

vb. keuze-element

gala-avond

diploma-uitreiking

Apostrof

Gebruik je als weglatingsteken:

's avonds i.p.v. des avonds (oude naamval)

't Is toch wat. (Het is toch wat)

Om uitspraakproblemen te voorkomen:

auto's (Ander lees je autos, de apostrof komt in de plaats van een extra 'o')

Apostrof

Bij afkortingen:

cd's, pc's, dvd's

In verkleinwoorden op -y voorafgaand door een medeklinker:

baby'tje

lolly'tje

maar:

displaytje (De letter vóór de -y is een klinker)

LET OP!

's Morgens fiets ik altijd met mijn vriendinnen naar school.

't Wordt hoog tijd dat we weer mogen knuffelen.

cadeaus

tradities

Annes fiets (Als je Anne's fiets schrijft, dan moet je eigenlijk Annees fiets lezen.)

Accent

Accent aigu: logé (Spreek uit als logee)

Accent grave: crèche, hè (Spreek uit als mèh)

Accent circonflexe: crêpe (Spreek uit als de 'e' in pet)

Cedille

Je spreekt de 'c' niet als een 'k' uit, maar als een 's'.

voorbeelden:

Curaçao

reçu

Samentrekking

Voorwaartse samentrekking

Het gezamenlijke deel wordt genoemd in het eerste deel van de samentrekking. 

Het weggelaten deel staat vooraan, vandaar ook voorwaarts.

Voorbeeld:

dorpsstraten en -pleinen

Achterwaartse samentrekking

Het gemeenschappelijke deel wordt genoemd in het laatste deel van de samentrekking en daarvóór weggelaten. 

Voorbeeld:

voor- en nadelen

Er zijn drie niveaus met samentrekkingen:

woordniveau = als je twee woorden hebt waarvan een deel hetzelfde is kun je dat deel één keer weglaten;

   achterwaarts: geel- of groenachtig

voorwaarts: theekopjes en -schoteltjes

LET OP!

Het weglatingsstreepje plaats je op de plek waar je het deel van het woord weglaat. Er hoort geen spatie tussen het streepje en het deel van het woord dat er nog staat.

woordgroepniveau = binnen een woordgroep worden een of meer hele woorden weggelaten

   achterwaarts: oude en nieuwe boeken

voorwaarts: mooie jongens en meisjes

zinsniveau = één of meer zinsdelen die twee keer voorkomen, worden weggelaten

   achterwaarts: Pieter koopt en Laura verkoopt aandelen.

voorwaarts: Ik fiets snel, maar hij nog sneller.

Onbepaald voornaamwoord

Verwijst vaag naar iets of iemand. Je kent geen bijzonderheden van de persoon of het ding.

iets, niets, iemand, niemand, alles, men, iedereen........

0

Met of zonder -n

onbepaalde telwoorden: enkele, vele, sommige, weinige

Deze schrijf je met een -n als ze personen aanduiden.

Voorbeeld:

Sommigen gingen na het feestje naar huis, anderen gingen nog naar de stad.

Met of zonder -n

Als onbepaalde telwoorden geen personen aanduiden of niet zelfstandig (maar bijvoeglijk)gebruikt worden, schrijf je ze zonder -n.

Voorbeeld:

Enkele van de appels waren verrot. (Geen personen)

Alle leerlingen moeten goed opletten. (Bijvoeglijk)

Met of zonder -n

Zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden die personen aanduiden eindigen in het enkelvoud op een -e en in het meervoud op -n.

De bejaarde (ev) liep achter z'n rollator naar de winkel.

Hoeveel verslaafden (mv) kunnen ze nog opvangen in Rotterdam.

Met of zonder -n

Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden schrijf je altijd met een -n

koperen

gouden

zilveren

Werkwoordspelling

Zie LessonUp-les in map Jaarbijlagen bij Extra Uitleg.

Er zit ook een document met uitleg in de map Jaarbijlagen.