Begin altijd met het verdelen van de zin in zinsdelen. Zoek eerst de persoonsvorm.
Een zinsdeel is één woord of een groepje woorden dat bij elkaar hoort.
De volgende morgen lag de enveloppe op de mat.
Stap 1: zet de persoonsvorm tussen streepjes.
Lag de volgende morgen de envelop op de mat? Lag is de persoonsvorm.
Stap 2: Het stuk voor de persoonsvorm is altijd een zinsdeel. Die zet je meteen tussen streepjes.
| De volgende morgen | lag | de enveloppe op de mat.