M2 les 5 Grammatica H19 PV OW WG

Vandaag
Lezen
H19 persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijk gezegde
Keuzebord


1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Vandaag
Lezen
H19 persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijk gezegde
Keuzebord


Slide 1 - Slide

Lezen
timer
10:00

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Na deze les:

weet je hoe je de persoonsvorm, het onderwerp en het werkwoordelijk gezegde vindt in een zin.

Slide 3 - Slide

Startopdracht: steek 1, 2, 3 of 4 vingers op
De leerlingen mavo 2 zijn tijdens de biologieles aan het experimenteren met microscopen.

Wat is in deze zin het werkwoordelijk gezegde?

1 zijn aan het experimenteren
2 zijn, experimenteren
3 zijn
4 de biologieles

Slide 4 - Slide

Persoonsvorm PV
De PV is altijd een werkwoord. 
De volgende morgen lag de enveloppe op de mat.

1. De vraagproef
Maak een vragende zin. Het werkwoord dat vooraan komt te staan is de PV. 
Lag de volgende morgen de enveloppe op de mat?

2. De tijdproef
Verander de tijd van de zin. Het werkwoord dat verandert is de PV. 
De volgende morgen ligt de enveloppe op de mat.

3. De getalproef
Verander het getal (enkelvoud/meervoud) van het onderwerp. Het werkwoord dat verandert is de PV. 
De volgende morgen lagen de enveloppen op de mat. 

Slide 5 - Slide

Zinsdelen
Begin altijd met het verdelen van de zin in zinsdelen. Zoek eerst de persoonsvorm. 
Een zinsdeel is één woord of een groepje woorden dat bij elkaar hoort.

De volgende morgen lag de enveloppe op de mat.

Stap 1: zet de persoonsvorm tussen streepjes. 
Lag de volgende morgen de envelop op de mat? Lag is de persoonsvorm.

Stap 2: Het stuk voor de persoonsvorm is altijd een zinsdeel. Die zet je meteen tussen streepjes. 

| De volgende morgen | lag | de enveloppe op de mat.


Slide 6 - Slide

Zinsdelen
Stap 3: verplaatst zinsdelen. Ruil die met het zinsdeel dat voor de persoonsvorm staat. Wat je voor de persoonsvorm kunt zetten, is een zinsdeel:

De volgende morgen lag de enveloppe op de mat.

De  enveloppe lag de volgende morgen op de mat.
Op de mat lag de volgende morgen de enveloppe.
De volgende morgen | lag |de enveloppe | op de mat. 

 

Slide 7 - Slide

Onderwerp OW: 3 manieren
1. Gebruik Wie/Wat + PV

De magere jongen stond in het doel.
PV: stond

Onderwerp = Wie/Wat + PV
Wie/Wat stond? de magere jongen stond
Onderwerp: de magere jongen


Slide 8 - Slide

Onderwerp OW
2. Verander de persoonsvorm van meervoud naar enkelvoud of andersom. Het onderwerp verandert mee. 

De magere jongen stond in het doel.                 De magere jongens stonden in het doel.
Onderwerp: de magere jongen

3. Maak de zin vragend. Het zinsdeel dat meteen na de PV komt te staan, is het onderwerp. 
Stond de magere jongen in het doel?

Slide 9 - Slide

Werkwoordelijk gezegde WG

Alle werkwoorden in de zin.
Ook delen van scheidbare werkwoorden: 
opletten - let…op / opruimen - ruim.....op

De woordjes ‘te’ en ‘aan het’ horen bij het WG.
Hij zat op de rug van het paard een boek te lezen.
WG: zat te lezen
De kinderen zijn tikkertje aan het spelen.
WG: zijn aan het spelen

Slide 10 - Slide

Werkwoordelijk gezegde
De bloemen staan al een hele week in de vaas.

PV: staan
OW: die bloemen
WG: staan

Slide 11 - Slide

Werkwoordelijk gezegde
Dit weekend wil ik mijn verjaardag gaan vieren

PV: wil
OW: ik
WG: wil gaan vieren

Slide 12 - Slide

Werkwoordelijk gezegde
De leerlingen ruimen het lokaal op. 

PV: ruimen
OW: de leerlingen
WG: ruimen op (hele werkwoord is opruimen!)

Slide 13 - Slide

Startopdracht...nogmaals....;-)
De leerlingen mavo 2 zijn tijdens de biologieles aan het experimenteren met microscopen.

Wat is in deze zin het werkwoordelijk gezegde?

1 zijn aan het experimenteren
2 zijn, experimenteren
3 zijn
4 de biologieles

Slide 14 - Slide

Aan de slag: keuzebord
Huiswerk nakijken: H6 opdracht 4 t/m 9 (opdr. 6 en 7 niet) of de opdracht uit de gedeelde LessonUp (creatief schrijven met telwoorden) met een klasgenoot bespreken.

Vind je dit nog lastig? Maak H19 opdr. 1 t/m 4. 
Bekijk ook de filmpjes op de volgende dia en de uitleg in je boek op blz. 181/182 (herhaling jaar 1). 
Hoe: je mag met je buur overleggen, maar doe dit zachtjes. 

Beheers je de stof? 
Maak zelf een kleine toets van 10 zinnen met een persoonsvorm, een onderwerp en een werkwoordelijk gezegde met een scheidbaar werkwoord en laat deze ontleden door je buur. Maak ook een antwoordblad. 


Slide 15 - Slide

Vind je het nog lastig? Gebruik deze extra instructie.

Slide 16 - Slide

Zijn voor jou de lesdoelen behaald
Ik kan in een zin de volgende zinsdelen benoemen:
- persoonsvorm
- werkwoordelijk gezegde
- onderwerp

Slide 17 - Slide

Volgende les
We gaan verder met redekundig ontleden: lijdend voorwerp.

Slide 18 - Slide