HV2 week 9-2 les 6 Grammatica H6 uitleg redekundig ontleden

Te behandelen grammatica Kern P3
H5 Taalkundig ontleden (zelfstandig naamwoord, lidwoord, bijvoeglijke naamwoord, bijwoord, voorzetsel. voornaamwoorden, soorten werkwoorden): afgerond

H6 Redekundig ontleden (persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijk gezegde, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, voorzetselvoorwerp, bijwoordelijke bepaling): mee bezig

H20 Koppelwerkwoord en naamwoordelijk gezegde: 

H21 Voornaamwoorden & telwoorden: mee bezig

H35 Samengestelde zinnen en voegwoorden:

H36 Bijvoeglijke bepaling & bijstelling: 


1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Te behandelen grammatica Kern P3
H5 Taalkundig ontleden (zelfstandig naamwoord, lidwoord, bijvoeglijke naamwoord, bijwoord, voorzetsel. voornaamwoorden, soorten werkwoorden): afgerond

H6 Redekundig ontleden (persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijk gezegde, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, voorzetselvoorwerp, bijwoordelijke bepaling): mee bezig

H20 Koppelwerkwoord en naamwoordelijk gezegde: 

H21 Voornaamwoorden & telwoorden: mee bezig

H35 Samengestelde zinnen en voegwoorden:

H36 Bijvoeglijke bepaling & bijstelling: 


Slide 1 - Slide

Vandaag
Lezen
H6 persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijk gezegde
Keuzebord


Slide 2 - Slide

Lezen
timer
10:00

Slide 3 - Slide

Lesdoelen
Na deze les:

weet je hoe je de persoonsvorm, het onderwerp en het werkwoordelijk gezegde vindt in een zin.

Slide 4 - Slide

Uitleg H21

Telwoorden

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Startopdracht 
De leerlingen mavo 2 zijn tijdens de biologieles aan het experimenteren met microscopen.

Wat is in deze zin het werkwoordelijk gezegde?

A zijn aan het experimenteren
B zijn, experimenteren
C zijn
D de biologieles

Slide 7 - Slide

Persoonsvorm PV
De PV is altijd een werkwoord. 
De volgende morgen lag de groene enveloppe op de mat.

1. De vraagproef
Maak een vragende zin. Het werkwoord dat vooraan komt te staan is de PV. 
Lag de volgende morgen de groene enveloppe op de mat?

2. De tijdproef
Verander de tijd van de zin. Het werkwoord dat verandert is de PV. 
De volgende morgen ligt de groene enveloppe op de mat.

3. De getalproef
Verander het getal (enkelvoud/meervoud) van het onderwerp. Het werkwoord dat verandert is de PV. 
De volgende morgen lagen de groene enveloppen op de mat. 

Slide 8 - Slide

Zinsdelen
De volgende morgen |lag |de groene enveloppe | op de mat.
Begin altijd met het verdelen van de zin in zinsdelen. Een zinsdeel is één woord of een groepje woorden dat bij elkaar hoort.

Wat je voor de persoonsvorm kunt zetten, is een zinsdeel:
Lag de volgende morgen de groene envelop op de mat?
De volgende morgen lag de groene enveloppe op de mat. 
De groene enveloppe lag de volgende morgen op de mat.
Op de mat lag de volgende morgen de groene enveloppe.

 
Dit zijn de zinsdelen:
lag
de volgende morgen
de groene enveloppe
op de mat

 

Slide 9 - Slide

Onderwerp OW
1. Gebruik Wie/Wat + PV

De magere jongen stond in het doel.
PV: stond

Onderwerp = Wie/Wat + PV
Wie/Wat stond? de magere jongen stond
Onderwerp: de magere jongen


Slide 10 - Slide

Onderwerp OW
2. Verander de persoonsvorm van meervoud naar enkelvoud of andersom. Het onderwerp verandert mee. 

De magere jongen stond in het doel.                 De magere jongens stonden in het doel.
Onderwerp: de magere jongen


3. Maak de zin vragend. Het zinsdeel dat meteen na de pv komt te staan, is het onderwerp. 
Stond de magere jongen in het doel?

Slide 11 - Slide

Werkwoordelijk gezegde WG

Alle werkwoorden in de zin.
Ook delen van scheidbare werkwoorden: 
opletten - let…op

De woordjes ‘te’ en ‘aan het’ horen bij het WG.
Hij zat op de rug van het paard een boek te lezen.
WG: zat te lezen
De kinderen zijn tikkertje aan het spelen.
WG: zijn aan het spelen

Slide 12 - Slide

Werkwoordelijk gezegde

Soms is het WG maar één werkwoord, dat is dan ook altijd de PV.
Soms zijn het er meer. 

Slide 13 - Slide

Werkwoordelijk gezegde
Die bloemen staan al een hele week in de vaas.

PV: staan
OW: die bloemen
WG: staan

Slide 14 - Slide

Werkwoordelijk gezegde
Dit weekend wil ik mijn verjaardag gaan vieren

PV: wil
OW: ik
WG: wil gaan vieren

Slide 15 - Slide

Werkwoordelijk gezegde
 

PV: ruimen
OW: de leerlingen
WG: ruimen op (hele werkwoord is opruimen!)

Slide 16 - Slide

Startopdracht 
De leerlingen mavo 2 zijn tijdens de biologieles aan het experimenteren met microscopen.

Wat is in deze zin het werkwoordelijk gezegde?

A zijn aan het experimenteren
B zijn, experimenteren
C zijn
D de biologieles

Slide 17 - Slide

Huiswerk nakijken
H21 opdr. 8 t/m 11

Slide 18 - Slide

Keuzebord
reproductie = het minst moeilijk

toepassen = iets moeilijker

inzicht = moeilijk






Kies een opdracht die past bij jouw niveau. 


Slide 19 - Slide

Aan de slag
Je bekijkt de 3 opdrachten en kiest welke je gaat maken.



Je gaat zelfstandig aan 
de slag met de opdrachten. 
timer
1:00
timer
8:00

Slide 20 - Slide

Vervolgens
Nu zoek je twee klasgenoten die dezelfde opdracht aan het maken zijn. 
Je gaat in drietallen bij elkaar zitten. 
Bespreek met elkaar de antwoorden en verbeter je klasgenoten. 
De docent loopt langs om te helpen/bij te sturen. 
timer
5:00

Slide 21 - Slide


Is de opdracht duidelijk?

Slide 22 - Slide

Volgende les


H6 maken opdr. 1 t/m 5

Slide 23 - Slide

Huiswerk


H6 maken opdr. 1 t/m 5

Slide 24 - Slide

Zijn voor jou de lesdoelen behaald

Ik kan in een zin de volgende zinsdelen benoemen:
- persoonsvorm
- werkwoordelijk gezegde
- onderwerp

Slide 25 - Slide


Fijne dag en tot de volgende les.
tot de volgende keer!

Slide 26 - Slide