Zelfstandig naamwoorden

• Taal
• Speciaal Onderwijs
• Leerroute 6

Zelfstandig naamwoorden

Wat is een zelfstandig naamwoord?

Alles waar je 'de' 'het' of 'een' voor kan zetten. 

Voorbeelden

De kast, het bord, de fiets, de auto, een aap, een boek, de school, het fruit, het potlood, de stoel

Een zin als voorbeeld

In de winter voer ik brood aan de eendjes

Wat zijn in de volgende zinnen de zelfstandig naamwoorden?

kies het juiste antwoord.

Ik lees een boek over auto's.

1. Ik
2. boek, auto's
3. lees, auto's
4. een, over

De fietser moest hard tegen de wind fietsen

1. moest, fietsen
2. hard, tegen
3. fietser, wind
4. moest, hard

De bananen zitten in een doos.

1. zitten
2. bananen, doos
3. in

De kinderen spelen met een bal op het grasveld.

1. spelen
2. met, op
3. kinderen, bal, grasveld
4. spelen op het

Morgen ga ik naar de kapper.

1. Morgen
2. ga
3. ik
4. kapper

De regen valt met bakken uit de lucht.

1. valt
2. uit, de
3. regen, bakken, lucht
4. met

Deze les is heel grappig.

1. les
2. heel
3. deze
4. grappig

De bus kwam veel te laat op school

1. kwam
2. te laat
3. veel
4. bus, school

De moeder gaf een snoepje aan haar zoontje.

Ik heb zin in de vakantie.

Het kind maakt een hele mooie kleurplaat.

In de winter kan je soms schaatsen op de vijver

De wedstrijd werd gewonnen door de winnaar.

De hal is gekleurd met verf.

De leerling stelde een hele goeie vraag.

De computer liep helemaal vast.

Mijn broodje smaakte heel lekker.

Is dit de laatste vraag van deze les?