Zelfstandig naamwoord

Taal verkennen
Wat is een zelfstandig naamwoord?
Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
Wat is een werkwoord?
1 / 21
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 5

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Taal verkennen
Wat is een zelfstandig naamwoord?
Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
Wat is een werkwoord?

Slide 1 - Slide

Zelfstandig naamwoord
Dit is een woord voor een mens, dier of ding.
Je kunt er de woorden de, het en een voor zetten.

De vrienden voetballen op een groot grasveld.

Slide 2 - Slide

Bijvoeglijk werkwoord
Dit zegt iets over het zelfstandig naamwoord.

De vrienden voetballen op een groot grasveld.

Slide 3 - Slide

Werkwoord
Het werkwoord zegt wat er wordt gedaan in de zin:

De vrienden voetballen op een groot grasveld.

Slide 4 - Slide

Quiz!

Slide 5 - Slide

Wat is het werkwoord?

Op straat gelden verkeersregels.
A
op
B
straat
C
gelden
D
verkeersregels

Slide 6 - Quiz

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

De moeilijkste regel is dat je niet hard mag rijden.
A
moeilijkste
B
regel
C
hard
D
rijden

Slide 7 - Quiz

Wat is het zelfstandig naamwoord?

Op het voetbalveld gelden spelregels.
A
op
B
het
C
gelden
D
spelregels

Slide 8 - Quiz

Wat is het werkwoord?

Daar moeten voetballers zich aan houden.
A
daar
B
moeten
C
voetballers
D
zich

Slide 9 - Quiz

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

Een goede voetballer kent alle regels uit zijn hoofd.
A
een
B
goede
C
voetballer
D
kent

Slide 10 - Quiz

Wat is het werkwoord?
Er was eens een ondeugende boef met heimwee.

Slide 11 - Open question

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
Er was eens een ondeugende boef met heimwee.

Slide 12 - Open question

Wat is het zelfstandig naamwoord?
Hij stuurde een lange brief.

Slide 13 - Open question

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
Hij stuurde een lange brief.

Slide 14 - Open question

Wat is het werkwoord?

Hij hoopte dat zijn moeder de brief zou krijgen
A
hoopte
B
zijn
C
moeder
D
brief

Slide 15 - Quiz

Wat is het zelfstandig naamwoord?

Hij hoopte dat zijn moeder de brief zou krijgen
A
hoopte
B
dat
C
moeder
D
krijgen

Slide 16 - Quiz

Wat is het zelfstandig naamwoord?

En dat zij snel bij haar zoon zou komen kijken.
A
snel
B
zoon
C
komen
D
kijken

Slide 17 - Quiz

Wat is het werkwoord?

En dat zij snel bij haar zoon zou komen kijken.
A
snel
B
haar
C
zoon
D
kijken

Slide 18 - Quiz

Hij kreeg een korte brief terug.
brief
korte
kreeg
Werkwoord
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 19 - Drag question

Ik vond uw natte brief onder de groene brug!
brug
natte
vond
Werkwoord
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 20 - Drag question

Wat is een zelfstandig naamwoord?

Slide 21 - Mind map