Examen Nederlands Schrijven 3F

Schrijven 2F/3F examen
Nederlands
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson

Schrijven 2F/3F examen
Nederlands

Slide 1 - Slide

Beoordeling
Precondities:
  • Nederlands geschreven
  • Voldoende leesbaar (logisch opgebouwd)
  • Minimaal 80% van de opdrachten is gemaakt

Beoordeling:
  • Samenhang
  • Afstemming op doel
  • Afstemming op publiek
  • Woordenschat en woordgebruik
  • Spelling, interpunctie en grammatica
  • Leesbaarheid

Slide 2 - Slide

Wat kun je verwachten?
  • Twee opdrachten in 90 minuten

Slide 3 - Slide

Soorten opdrachten
  • Verslag
  • Formulier
  • Webtekst
  • Artikel
  • Advertentie
  • Alles wat geschreven kan worden

  • Zakelijke brief/ persoonlijke brief
  • Zakelijke e-mail/persoonlijke e-mail

Slide 4 - Slide

Schrijven e-mail

Slide 5 - Slide

e-mail schrijven

Slide 6 - Mind map

Opmaak e-mail
  • Aanhef

Slide 7 - Slide

Opmaak e-mail
  • Aanhef
  • Inleiding

Slide 8 - Slide

Opmaak e-mail
  • Aanhef
  • Inleiding
  • Middenstuk/Kern (één of meerdere alinea's)

Slide 9 - Slide

Opmaak e-mail
  • Aanhef
  • Inleiding
  • Middenstuk/Kern (één of meerdere alinea's)
  • Slot

Slide 10 - Slide

Opmaak e-mail
  • Aanhef
  • Inleiding
  • Middenstuk/Kern (één of meerdere alinea's)
  • Slot
  • Afsluiting

Slide 11 - Slide

E-mail sportschool: smartwatch verloren

Vorige week ben je op de sportschool je smartwatch verloren.
Je weet alleen niet meer waar je deze precies bent kwijtgeraakt. Je dacht ergens bij de fitnessapparaten, maar het kan ook in de kleedkamers zijn geweest.
Je mailt naar de sportschool met de vraag of ze iets hebben gevonden en of ze een briefje in de sportschool willen ophangen met jouw naam, vraag en telefoonnummer waarop ze je kunnen bereiken.

Het volgende komt in je e-mail:
• Je stelt jezelf kort voor en legt in het kort uit wat er aan de hand is.
• Vraag of iemand jouw smartwatch heeft gevonden en leg uit hoe je smartwatch eruitziet.
• Je legt verder uit waar je je smartwatch verloren kan zijn.
• Vraag of ze een briefje op de sportschool willen ophangen met jouw vraag, naam en telefoonnummer.
• Sluit je e-mail op gepaste wijze af.





Slide 12 - Slide

Werkwoordspelling

Slide 13 - Slide

Schrijf de persoonsvorm op van de onderstaande zinnen

1. Op het bureau ligt een briefje.
2. De zon staat hoog aan de hemel.
3. Wij drinken water.
4. Wanneer gaat hij nou eens weg?
5. Ze heeft haar arm gebroken.
6. Het paard slaat op hol.
7. Bevend van angst kwam zij tevoorschijn.
8. Wie van jullie is komen lopen?
9. Met een glazen bol kan zij de toekomst voorspellen.
10. Over een paar dagen zal de toestand verbeteren.
11. Lachend kwam hij het terrein op fietsen.
12. Na een lange en saaie voorstelling werd het toch nog een gezellige avond.
13. De consumenten hebben de Ikea uitgeroepen tot de beste winkel van Nederland.

Slide 14 - Slide

Als je de persoonvorm van de zin hebt gevonden, dan maak je een keuze tussen TT of VT.
Wanneer ........ (hebben)  jij met hem ...................... (afspreken)?

  • Wat is de pv?

Slide 15 - Slide

TT (tegenwoordige tijd)

ik-vorm
ik-vorm + t
hele werkwoord
TT
lopen
loop
loopt
lopen

leiden
leid
leidt
leiden


Slide 16 - Slide

TT
1. Waarom .............. (rijden) je via een omweg?
2. Hij ....................... (bestellen) een cola, een frietje en een kroket bij de cafetaria.

Slide 17 - Slide

TT
1.  Mijn buurjongen ............................ (downloaden) altijd de laatst nieuwe films.
2. Tegen de avond gaan mijn vriendin en ik altijd ..........................(joggen).
3. .......................... (luisteren) je eigenlijk wel?
4. .................................. (barbecueën) je broer iedere avond?
5.  Het aantal fietsen .......................... (nemen) ieder jaar toe in Nederland.
6. De dokter .......................... (behandelen) de wond.
7. ........................... (raden) jij het goede antwoord?
8. Iedere week ........................... (vergaderen) de groep docenten op school.
9. ............................ (begeleiden) jij deze meneer even naar buiten?
10. In het weekend .......... (zijn) hij altijd aan het beunen.
11. Je ............................... (veranderen) nu al voor de derde keer je keuze.
12. Mijn telefoon ............................... (updaten) altijd ’s nachts.

Slide 18 - Slide

Verleden tijd

Slide 19 - Slide

VT (verleden tijd) zwak ww

enkelvoud -> ik-vorm + te/de
meervoud -> ik-vorm + ten/den

-TE/ -TEN =
'T SEXY FOKSCHAA

ww= niezen

VT

raden
raadde
raadden

fietsen
fietste
fietsten

Slide 20 - Slide

VT
1. Tijmen ………………………….. (verwachten) toen grote tegenstand.
2. De spitsen ……………………….. (scoren) 4 doelpunten.

Slide 21 - Slide

VT
1. Kathinka ………………………. (dragen) toen ook dat truitje.
2. Hij ………………………… (verbergen) dat geld in het kluisje.
3. Meneer Brons ………………………….. (belasten) zijn rug met de verhuizing.
4. Sanne ……………………….. (praten) vorige week ook al door de les.
5. Wij ………………………….. (beleven) niet veel in deze klas.
6. Samantha …………………………………(begroeten) haar weer niet.
7. Waarom …………………………………(branden) er gisteren maar een lamp?
8. Die meisjes …………………………..(smeden) gemene plannen.
9. Het dier …………………………….. (verspreiden) een vieze stank.
10. Men ……………………………… (vrezen) voor hoge cijfers door deze oefeningen.
11. Er ………………………….. (mogen) niemand meer bij van de brandweer.
12. Die meisjes …………………………..(dansen) toen de hele tijd.

Slide 22 - Slide

Zakelijke e-mail vakantieappartement 2F
  • Huiswerk voor 27 september a.s.
  • Op papier inleveren of per e-mail (CL76@curio.nl of c.lekx@curio.nl)

Slide 23 - Slide