3.3 Lezen
- De opbouw van teksten herkennen
- De kernzin aanwijzen
- De hoofdgedachte formuleren
- Hoofd- en bijzaken onderscheiden
- Aanwijzen waar verwijswoorden naar verwijzen
3.5 Woorden
- 25 nieuwe woorden
- Tegenstellingen
3.7 Grammatica zinsdelen- Het naamwoordelijk gezegde vinden
3.8 Grammatica woordsoorten
- De verschillende soorten werkwoorden herkennen: zelfstandig werkwoord, hulpwerkwoord en koppelwerkwoord
3.9 Spelling
- De persoonsvorm van zwakke werkwoorden in de verleden tijd schrijven
- Het meervoud van zelfstandige naamwoorden spellen
- 20 dicteewoorden