10 februari - herhaling

Welkom!
Lezen
Herhaling

Volgende les: werken aan boekverslag
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!
Lezen
Herhaling

Volgende les: werken aan boekverslag

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Verschil woordsoorten en zinsdelen
Woordsoorten
  • Je benoemt per woord wat voor soort het is

Zinsdelen
  • Je benoemt delen van een zin

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Ik heb een nieuwe fiets gekregen voor mijn verjaardag.
Wat is 'een' voor woordsoort?

A
Lidwoord
B
Voorzetsel
C
Zelfstandig naamwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Ik heb een nieuwe fiets gekregen voor mijn verjaardag.
Wat is 'voor' voor woordsoort?
A
Lidwoord
B
Voorzetsel
C
Zelfstandig naamwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Wat weet je over het
zelfstandig naamwoord?

Slide 5 - Mind map

This item has no instructions

Wat weet je over het
bijvoeglijk naamwoord?

Slide 6 - Mind map

This item has no instructions

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Welk rijtje bevat alleen maar voorzetsels?
A
In, met, de, voor, van, op
B
Naast, onder, boven, het
C
Achter, in, met, tijdens
D
Uit, over, die, door, naast

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Wat is redekundig ontleden ?
A
ontleden
B
ontleden van de zinsdelen
C
ontleden van de woordsoorten
D
iets met grammatica

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Wat is stap 1 van het redekundig ontleden?
A
persoonsvorm zoeken
B
onderwerp zoeken
C
strepen zetten
D
werkwoordelijk gezegde zoeken

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Hoe vind je de persoonsvorm?
A
een werkwoord zoeken
B
het getal veranderen (meervoud - enkelvoud)
C
de zin van tijd veranderen (verleden tijd - tegenwoordige tijd)
D
geen idee

Slide 11 - Quiz

Getal-proef: zin veranderen van enkelvoud naar meervoud of van meevoud naar enkelvoud. 
V

Tijd-proef: zin van tijd veranderen. Tegenwoordige tijd wordt verleden tijd en andersom.

Het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm.


Wat is stap 2?
A
onderwerp benoemen
B
werkwoordelijk gezegde benoemen
C
lijdensvoorwerp benoemen
D
zinsdeelstrepen zetten

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Hoe zet je de zindeelstrepen?

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

Wat is stap 3 en hoe vind je het?

Slide 14 - Open question

This item has no instructions

wat is stap 4?
A
lijdend voorwerp benoemen
B
meewerkendvoorwerp benoemen
C
onderwerp benoemen
D
bijwoordelijke bepaling benoemen

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Hoe vind je het onderwerp?
A
wie of wat + PV?
B
wie doet het?
C
wat doet het?
D
aan wie of voor wie + PV?

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Wat is stap 5?
A
bijwoordelijke bepaling benoemen
B
meewerkendvoorwerp benoemen
C
lijdensvoorwerp benoemen
D
onderwerp benoemen

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Wat is stap 7?
A
onderwerp
B
lijdendvoorwerp
C
bijwoordelijke bepaling
D
meewerkend voorwerp

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Herhaling; persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Een zin uit de mail:
"Ik wil mij graag aanmelden voor (u/uw) bijles"

Moet dit u of uw zijn? Waarom?

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Wat is het verschil tussen een persoonlijk en een bezittelijk voornaamwoord?

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

Het woord:
JOUW
is een
A
persoonlijk voornaamwoord
B
vragend voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
bezittelijk voornaamwoord

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Bijwoord of bijwoordelijke bepaling?
Het verschil tussen bijwoordelijke bepaling en bijwoord:
Een bijwoordelijke bepaling is een zinsdeel.
Een bijwoord is een woordsoort.
Ze zijn onveranderlijk.
Waar en wanneer zijn bijwoorden want het gaat om plaats en tijd.

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Werk OP FLUISTERTOON Cursus 5 Grammatica par. 8 opdracht 1 t/m 4, par. 9 opdracht 1 t/m 4, par. 10 opdracht 1 en 2

Slide 24 - Slide

This item has no instructions