Grammatica 1.1, 1.2 en 1.3

  1. Kennismaken
  2. Lesdoel
  3. Wat weet je nog?
  4. Uitleg opdracht
  5. Opdracht
  6. Lesdoel behaald?
  7. Tips & Tops
  8. Volgende week 
Doel 4e periode:

17 juni toets

Grammatica H1+H2

Tot die tijd: 2 lessen
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

  1. Kennismaken
  2. Lesdoel
  3. Wat weet je nog?
  4. Uitleg opdracht
  5. Opdracht
  6. Lesdoel behaald?
  7. Tips & Tops
  8. Volgende week 
Doel 4e periode:

17 juni toets

Grammatica H1+H2

Tot die tijd: 2 lessen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

  1. Kennismaken
  2. Lesdoel
  3. Wat weet je nog?
  4. Uitleg opdracht
  5. Opdracht
  6. Lesdoel behaald?
  7. Tips & Tops
  8. Volgende week 
Wat weet je nog over:

Werkwoorden
Lidwoorden
Zelfst. naamwoorden
Bijv. naamwoorden

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Bij interne bedreiging en bij dreiging van buitenaf dient de democratie de eigen rechtsorde te beschermen.

Slide 3 - Mind map

ww: dient (pv) te beschermen (inf)
zelfst nw: bedreiging, dreiging, democratie, rechtsorde
bijv nw: interne, eigen
lidwoorden: de, de
De krijgsmacht bestaat uit vrijwillig dienenden en kan mede bestaan uit dienstplichtigen (art. 98 lid 1 Gw).

Slide 4 - Mind map

ww: bestaat (pv), kan (pv) bestaan (inf)
zn: krijgsmacht, dienenden, dienstplichtigen
bn: vrijwillig
lidw: de
  1. Kennismaken
  2. Lesdoel
  3. Wat weet je nog?
  4. Uitleg opdracht
  5. Opdracht
  6. Lesdoel behaald?
  7. Tips & Tops
  8. Volgende week 
werkwoorden:

persoonsvorm
infinitief (hele ww)
voltooid deelwoord

Slide 5 - Slide

en werkwoord (ww) zegt wat iets of iemand doet of overkomt (werken, voelen, horen). Bij sommige werkwoorden is de betekenis niet zo duidelijk (zijn, moeten, worden).
Een werkwoord heeft verschillende vormen:
1 De persoonsvorm is de werkwoordsvorm die je van tijd kunt veranderen. In elke zin staat een persoonsvorm.
Ben gaat (ging) vrijdag op bezoek bij zijn stagebedrijf.
Waarom konden (kunnen) jullie niet afspreken?
Naast de persoonsvorm kunnen in de zin ook andere werkwoorden staan:
2 De infinitief is het hele werkwoord.
Rachelle wil vanavond sporten.
3 Het voltooid deelwoord geeft aan dat iets eerder is gebeurd. De persoonsvorm is in deze zinnen vaak een vorm van het werkwoord hebben, zijn of worden.
Heeft Kay een taxi gebeld?
Yara en Tom zijn ook uitgenodigd voor het feest.
Het bedrag wordt zo snel mogelijk naar je rekening overgemaakt.
  1. Kennismaken
  2. Lesdoel
  3. Wat weet je nog?
  4. Uitleg opdracht
  5. Opdracht
  6. Lesdoel behaald?
  7. Tips & Tops
  8. Volgende week 


zelfstandig naamwoord

lidwoord

bijvoegelijk naamwoord / stoffelijk bijvoegelijk nw

Slide 6 - Slide

Zelfstandige naamwoorden (zn) zijn bijvoorbeeld: tafel, gesprek, feest, student, bus, liefde.
Zo herken je een zelfstandig naamwoord:
Voor de meeste zelfstandige naamwoorden kun je de, het of een zetten: de student, het feest, een gesprek.

Een bijvoeglijk naamwoord (bn) geeft extra informatie over een zelfstandig naamwoord: een saai boek, de heerlijke lunch.

Een bijvoeglijk naamwoord kan ook achter een zelfstandig naamwoord staan: De praktijklessen zijn interessant.

Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord (stof. bn) zegt van welk materiaal iets is gemaakt: een zilveren ring, een canvas tas.

Je kunt ze meestal in het meervoud zetten: een gesprek → twee gesprekken.
Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken: de tafel → het tafeltje.
Let op: een naam is ook een zelfstandig naamwoord: Boris, Madrid, Rijn, Kenia, IJsselstraat. Deze zelfstandige naamwoorden zijn lastig te herkennen, want er past geen de, het of een voor en je kunt ze niet in het meervoud zetten of er een verkleinwoord van maken.
Er zijn drie lidwoorden (lw): de, het en een. Ze staan voor een zelfstandig naamwoord, maar er kunnen andere woorden tussen staan: de stage, het verslag, een lastige klus.
  1. Kennismaken
  2. Lesdoel
  3. Wat weet je nog?
  4. Uitleg opdracht
  5. Opdracht
  6. Lesdoel behaald?
  7. Tips & Tops
  8. Volgende week 


Maak de opdrachten van

Grammatica 1.1 en 1.2

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

WAAR ZIT DE FOUT?
Nederland is een parlementerre democratie.
A
Zelfstandig naamwoord
B
Lidwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Persoonsvorm

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Bij interne bedreiging en bij dreiging van buitenaf diend de democratie de eigen rechtsorde te beschermen.
A
Zelfstandig naamwoord
B
Lidwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Persoonsvorm

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

De kreigsmacht heeft daarbij, naast andere overheidsorganisaties, een wezenlijke rol.
A
Zelfstandig naamwoord
B
Lidwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Persoonsvorm

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Dat geld niet alleen voor Nederland, maar voor heel het Koninkrijk.
A
Zelfstandig naamwoord
B
Lidwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Persoonsvorm

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Lid-
woord
Zelfst. nw.
Werk-
woord
Bijv. nw.

Stof. bijv.
nw.
De
smartphone
heeft
een
stalen
behuizing.

Slide 12 - Drag question

This item has no instructions

Lid-
woord
Zelfst. nw.
Werk-
woord
Bijv. nw.

Stof. bijv.
nw.
Caro
heeft
de
grootste
prijs
gewonnen.

Slide 13 - Drag question

This item has no instructions

Lid-
woord
Zelfst. nw.
Werk-
woord
Bijv. nw.

Stof. bijv.
nw.
Het
ruime
groenteassortiment
is
biologisch.

Slide 14 - Drag question

  • Werkwoorden:
- persoonsvorm
- infinitief (hele werkwoord)
- voltooid deelwoord
  • Zelfst. nw.
  • Lidwoorden (de, het, een)
  • (Stoffelijk) bijvoeglijk nw
  1. Start
  2. Terugblik
  3. Lesdoel
  4. Uitleg Grammatica 1.3
  5. Opdrachten
  6. Lesdoel behaald?
  7. Tips & Tops
  8. Volgende wee
Je herkent het persoonlijk, het bezittelijk en het aanwijzend voornaamwoord.



Slide 15 - Slide

This item has no instructions

  1. Start
  2. Terugblik
  3. Lesdoel
  4. Uitleg Grammatica 1.3
  5. Opdrachten
  6. Lesdoel behaald?
  7. Tips & Tops
  8. Volgende wee
Een persoonlijk voornaamwoord
duidt iets of iemand aan

We willen graag met jullie naar het filmfestival. Het begint morgen om 14.00 uur.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Wat zijn de persoonlijke vnw?
"Met deze klus zijn we
bijna klaar, dus misschien kun jij hem
alvast op de factuur zetten?"

Slide 17 - Mind map

We, jij, hem
  1. Start
  2. Terugblik
  3. Lesdoel
  4. Uitleg Grammatica 1.3
  5. Opdrachten
  6. Lesdoel behaald?
  7. Tips & Tops
  8. Volgende wee
Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is en staat vóór het bezit

Jouw contactgegevens staan nog niet in ons systeem.
Uw wachtwoord is zojuist naar u verzonden.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Wat is het bezittelijke vnw?
"Bij dezen willen we jullie bedanken voor jullie bruikbare feedback op de website."

Slide 19 - Mind map

2e jullie
  1. Start
  2. Terugblik
  3. Lesdoel
  4. Uitleg Grammatica 1.3
  5. Opdrachten
  6. Lesdoel behaald?
  7. Tips & Tops
  8. Volgende wee
Een aanwijzend voornaamwoord gebruik je om een zelfstandig naamwoord aan te wijzen: deze, die (bij de en mv),
dit, dat (bij het),
zulk(e), zo’n, dergelijke.

 

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Wat is het aanwijzend vnw?
"Gisterenmiddag zond dat tv-programma een interessant interview
met Frank de Boer uit."

Slide 21 - Mind map

dat
  1. Start
  2. Terugblik
  3. Lesdoel
  4. Uitleg Grammatica 1.3
  5. Opdrachten
  6. Lesdoel behaald?
  7. Tips & Tops
  8. Volgende wee
Maak Grammatica 1.3
opdracht 1, 2, 3 en 5


Slide 22 - Slide

This item has no instructions

  1. Start
  2. Terugblik
  3. Lesdoel
  4. Uitleg Grammatica 1.3 
  5. Opdrachten
  6. Lesdoel behaald?
  7. Tips & Tops
  8. Volgende wee

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

  1. Start
  2. Terugblik
  3. Lesdoel
  4. Uitleg Grammatica 1.3 
  5. Opdrachten
  6. Lesdoel behaald?
  7. Tips & Tops
  8. Volgende week 
Volgende week BIVAK
Tot 3 juni
Grammatica 2.1 t/m 2.3

Slide 24 - Slide

This item has no instructions