WEEK 25 1 h hv nombres 70-100 en bijvoeglijk naamwoord

1 / 37
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

1F BORD

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

1e

Slide 4 - Slide

1C

Slide 5 - Slide

les absents
Tu as des frères ou des soeurs? J'ai 1 soeur / J'ai 2 frères. etc.
C'est quel jour aujourd'hui? C'est mercredi, jeudi, vendredi
Tu aimes quelle matière? J'aime les maths/ le français/ etc.
Tu habites où? J'habite à ........ (woonplaats)
Tu peux épéler ton nom? 
a b c d e (uh) g (zjee) h (ashj) w (double v)

Slide 6 - Slide

aujourd'hui
Les nombres - répétition

grammaire: het bijvoeglijk naamwoord

Le petit Nicolas

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

soixante-six
A
46
B
56
C
66
D
36

Slide 9 - Quiz

quarante-trois
A
53
B
43
C
23
D
63

Slide 10 - Quiz

Schrijf in het Frans: 10 20 30 40 50 60
een enter na het getal

Slide 11 - Open question

écris en chiffres:
trente-trois
timer
0:20

Slide 12 - Open question

écris en chiffres:
vingt-deux
timer
0:20

Slide 13 - Open question

écris en chiffres:
quarante-huit
timer
0:20

Slide 14 - Open question

70, 80, 90
  • 70  = 60 + 10        = soixante-dix
                                     en dan tel je door met elf, twaalf, dertien...soixante et onze
  • 80  = 4 x 20          = quatre-vingts
                                    en dan tel je door met één, twee, drie, ...
                                     let op 81 zonder et = quatre-vingt-un
  • 90  = 4 x 20 + 10  = quatre-vingt-dix
                                     en dan tel je door met elf, twaalf, dertien
                                     let op 91 zonder et = quatre vingt-onze

Slide 15 - Slide

soixante-douze
A
62
B
72

Slide 16 - Quiz

quatre-vingt-sept
A
77
B
87
C
97

Slide 17 - Quiz

quatre-vingt-quinze
A
75
B
85
C
95

Slide 18 - Quiz

dernière question...

Slide 19 - Slide

schrijf in het Frans het cijfer 100

Slide 20 - Open question


grammatica

Lesdoel: ik begrijp hoe ik het bijvoeglijk naamwoord gebruik in het Frans




Slide 21 - Slide

Wat is
een bijvoeglijk naamwoord? Je mag ook een voorbeeld geven.

Slide 22 - Open question

Een bijvoeglijk naamwoord
Zegt iets over een zelfstandig naamwoord (waar je de, het of een voor kunt zetten)
de jongen --  le garçon
het meisje -- la fille
de kleine jongen -- le petit garçon
het kleine meisje -- la petite fille

Slide 23 - Slide

Het bijv. nw in het Frans
- De plaats
Meestal staat het bijv nw achter het zelfstandig naamwoord
La fille blonde- het blonde meisje
La voiture rouge- de rode auto

uitzonderingen : petit en grand
la petite fille


Slide 24 - Slide

- De vorm
De vorm hangt af van het zelfstandig naamwoord:
mannelijk/vrouwelijk/enkelvoud/meervoud
Jean est présent 
Marianne est présent
Jean et Hugo sont présents
Marianne et Julie sont présentes

Slide 25 - Slide

uitlegfimpje
libre service

Slide 26 - Slide

bijv nw = blond
le garçon blond  - m enkelvoud (kortste vorm)
la fille blonde - vr enkelvoud
les garçons blonds - m meervoud
les filles blondes - vr meervoud

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

even oefenen....

Slide 29 - Slide

La maison est
A
vert
B
vertes
C
verte

Slide 30 - Quiz

Mes frères sont ......................
A
blond
B
blonde
C
blonds
D
blondes

Slide 31 - Quiz

Ses jeans sont (mannelijk meervoud)
A
bleus
B
bleues
C
bleu

Slide 32 - Quiz

Martine et Anna sont
A
blond
B
blonds
C
blondes

Slide 33 - Quiz

uitzonderingen
Als een bijv nw al op een e eindigt, krijg je geen extra e bij de vrouwelijke vorm : le pantalon rouge/la voiture rouge

Als een bijv nw eindigt op een s, krijg je in meervoud geen extra s
le cabrio gris / les cabrios gris
la robe grise/ les robes grises

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Au travail - aan het werk
Maak de opdrachten die klaarstaan in Learnbeat.
Klaar? Schrijf je huiswerk in je agenda en start met het leren van de theorie
1E: SO open aan het eind van de les

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide