Hoofdstuk 2.1 Lezen

Hoofdstuk 2 Lezen verbanden en signaalwoorden
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 10 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 2 Lezen verbanden en signaalwoorden

Slide 1 - Slide

Programma
-Herhalen tekstindeling
10 min
-Startopdracht
10 min
-Verbanden en signaalwoorden

-Zelfstandig oefenen
15 min

40 min

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?

  • Je kan signaalwoorden bij tekstverbanden benoemen. 
  •  Je kan signaalwoorden in een tekst herkennen.
  • Je kan tekstverbanden van een tekst benoemen.

Slide 3 - Slide

Inleiding


Een zakelijke tekst bestaat meestal uit een inleiding, middenstuk en slot. 

Een inleiding van een tekst wordt bijna altijd het onderwerp genoemd. Daarnaast wordt bijvoorbeeld:
- de aanleiding voor het schrijven genoemd;
- een voorbeeld bij het onderwerp gegeven;
- een anekdote verteld;
- een belangrijke vraag gesteld;
- een mening of standpunt (over het onderwerp) gegeven;
- de hoofdgedachte van de tekst genoemd;
- een deskundige over het onderwerp geïntroduceerd;
- iets over de opbouw van een tekst verteld;
- een korte samenvatting van een tekst gegeven. 

Slide 4 - Slide

Middenstuk


In het middenstuk van een tekst worden verschillende zaken behandeld die met het onderwerp te maken hebben. Dat zijn de deelonderwerpen. 

Slide 5 - Slide

Slot



In het slot van een tekst  wordt bijvoorbeeld:
- de hoofdgedachte van de tekst genoemd;
- een advies gegeven;
- een conclusie getrokken;
- een korte samenvatting van een tekst gegeven;
- een toekomstverwachting genoemd;
- een vraag uit de inleiding beantwoord. 

Slide 6 - Slide

Tekstverbanden en signaalwoorden


In onderstaande tekst worden nogal wat misdrijven opgesomd. Noem er één als ik je naam noem. 
Wat is waarschijnlijk de belangrijkste oorzaak van het ongeluk?
Waarover blijft de politie zich verwonderen (al. 3)?


Slide 7 - Slide

Tekstverbanden en signaalwoorden


Opsomming

eerst, ten eerste – ten tweede – ten slotte, om te beginnen, ook, en, daarna, tevens, vervolgens, bovendien
Tegenstelling
maar, echter, toch, hoewel, daarentegen
Oorzaak-gevolg
doordat, daardoor, als gevolg van, het gevolg is
Uitspraak-voorbeeld
zo, bijvoorbeeld, zoals, neem nou, onder andere
Voorwaarde
als, indien, wanneer, in het geval dat, tenzij
Reden (argument)
want, omdat, namelijk, immers
Conclusie
dus, concluderend, dat betekent, kortom
Vergelijking
net zo als, even … als, in vergelijking met, 
Doel-middel
waarmee, zodat, om ... te, door middel van, met behulp van 

Slide 8 - Slide

Oefenen
Wie?
Eerst klassikaal, daarna zelfstandig.
Wat?
Nieuw Nederlands - Hfst 2 - Lezen, verbanden en signaalwoorden - Opdracht 1 en 2. We lezen tekst 2 klassikaal, de opdrachten maak je zelfstandig. Daarna ga je zelfstandig verder.
Hoe?
Chromebook, Nieuw Nederlands. 
Hulp?
Docent.
Tijd?
Tot 11:10.
Uitkomst?
Je beheerst de leerdoelen.
Klaar?
Lees de theorie van Hfst 2 Lezen. 

Slide 9 - Slide

Welke leerdoelen beheers je nu?
Deze leerdoelen beheers ik nu al
Deze leerdoelen beheers ik nog niet. Dus ga ik hier nog mee verder oefenen/lezen. Anders vraag ik hulp aan de docent.
Je kan signaalwoorden bij tekstverbanden benoemen. 





Je kan signaalwoorden in een tekst herkennen.
Je kan tekstverbanden van een tekst benoemen.

Slide 10 - Drag question