2.4 eenheden

2.4 eenheden
1 / 10
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3,4

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

2.4 eenheden

Slide 1 - Slide

Grootheden
Met science ga je allerlei dingen "meten".  Alles wat je kunt meten en waar een getal bij hoort is een grootheid.
Grootheden zijn bijvoorbeeld:     massa
                                                                    snelheid
                                                                    lengte 
                                                                    tijd
                                                                    temperatuur

Slide 2 - Slide

Eenheden
Als je een grootheid hebt gemeten in een getal, dan hoort daar ook een eenheid bij. Een eenheid zegt iets over dat getal.
Voorbeelden van eenheden behorende bij grootheden zijn: massa               => gram, kilogram, milligram, etc 
snelheid          => meter per seconde, kilometer per uur
lengte               => meter, centimeter, kilometer 
tijd                      => uur, minuut, seconde, lichtjaar

Slide 3 - Slide

Omrekenen
Omrekenen van eenheden 

Slide 4 - Slide

Significante cijfers
Als je iets gemeten hebt, dan is de nauwkeurigheid van het getal belangrijk. Dat noemen we significantie.

Stel, ik meet de lengte van het bord op voor de klas.
Als ik dat doe met voetstappen, dan heb ik 2 grote stappen nodig. Daarmee heb ik "gemeten" dat het bord ongeveer 2 m lang is. Maar kan ik dan zeggen dat het 2,00 m lang is?

Slide 5 - Slide

Significante cijfers met keer of delen
Waarom zijn significante cijfers nu belangrijk?

Je kan het eindantwoord niet nauwkeuriger weten dan het getal met de minste aantal significante cijfers.
Bijvoorbeeld weer het bord.
Voetstappen: lengte = 2m  en hoogte= 1 m
Meetlat: lengte = 2,08 m n hoogte is 1,10 m

Slide 6 - Slide

Significante cijfers met keer of delen
Dus een algemene regel met significante cijfers bij vermenigvuldigen of delen:
Van alle meetwaarden kijk je naar het minste aantal significante cijfers.
Het eindantwoord moet dan ook in datzelfde aantal significante cijfers worden opgeschreven.

Slide 7 - Slide

Significante cijfers met plus of min
Bij een plus- of min-som geldt er een andere regel over significante cijfers in het eindantwoord 

Hier kijk je alleen naar het AANTAL DECIMALEN.

Het getal met het minste aantal decimalen bepaalt het aantal decimalen van je eindantwoord.


Slide 8 - Slide

Dichtheid

Slide 9 - Slide

Dichtheid berekenen

Slide 10 - Slide