BK TH h5 woorden (spreekwoorden en uitdrukkingen)

5.5 woorden
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

5.5 woorden

Slide 1 - Slide

Ken je een spreekwoord of een uitdrukking?

Slide 2 - Mind map

Weet je het verschil tussen een spreekwoord en een uitdrukking?

Slide 3 - Mind map

Letterlijk en figuurlijk
Letterlijk: je gebruikt de gewone betekenis.
De aardappels kookten in de pan.


Figuurlijk: je bedoelt iets anders dan er letterlijk staat.
Jonah kookte van woede.

Slide 4 - Slide

Spreekwoord
  • Een spreekwoord is een hele zin met een figuurlijke betekenis;
  • Bevat een kernachtige uitspraak met een waarheid of wijsheid;
  • De woorden van de zin kun je niet veranderen;

Bijvoorbeeld: 
'Na regen komt zonneschijn’
'De appel valt niet ver van de boom'

Slide 5 - Slide

uitdrukkingen
In uitdrukkingen worden woorden ook in een figuurlijke betekenis gebruikt;

De woorden van een uitdrukking pas je aan in de zin.

Bijvoorbeeld: De handen uit de mouwen steken. 
De jongens steken de handen uit de mouwen
Ik steek morgen mijn handen uit de mouwen. 

Slide 6 - Slide

opzoeken betekenissen
Zoek bij het belangrijkste woord, meestal een ZN.

Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel.


Slide 7 - Slide

spreekwoord
A
je kunt de woorden veranderen
B
je kunt de zin niet veranderen
C
letterlijke betekenis
D
een deel van een zin

Slide 8 - Quiz

Wat betekent deze uitdrukking?
A
zere voeten hebben
B
iets kapot maken
C
eieren vies vinden
D
zeer voorzichtig handelen

Slide 9 - Quiz

Welk spreekwoord zie je hier?
A
Onder de grond kijken.
B
Je kop in het zand steken.
C
Zand happen.
D
Het hoofd koel houden.

Slide 10 - Quiz

Is de volgende uitspraak een spreekwoord of een uitdrukking?
Mijn buurman heeft twee linkerhanden.
A
spreekwoord
B
uitdrukking

Slide 11 - Quiz

Succes met leren en oefenen!

Slide 12 - Slide