8.4 Je bloedsomloop

Noem zoveel mogelijk uitdrukkingen waarin het woord "bloed" voorkomt
1 / 28
next
Slide 1: Mind map
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Noem zoveel mogelijk uitdrukkingen waarin het woord "bloed" voorkomt

Slide 1 - Mind map

8.4 Je bloedsomloop
Leerdoelen
  • Je leert over soorten bloedvaten
  • Je leert hoe het bloed door je lichaam stroomt
  • Je leert over bloeddruk

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Hoe klopt je hart?

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

3 soorten bloedvaten
  1. Slagaders: transport bloed van hart af.
  2. Aders: transport bloed naar hart toe.
  3. Haarvaten: bloed stroomt hiermee door organen.

Slide 8 - Slide

Bloedsomloop bestaat uit...
A
Hart en bloedvaten
B
Alleen het hart
C
Alleen de bloedvaten
D
Alleen bloedvaten

Slide 9 - Quiz

Slagaders, haarvaten & aders

Slide 10 - Slide

In welk soort bloedvat is volgens jullie de bloeddruk het hoogst?
A
Haarvat
B
Slagader
C
Ader

Slide 11 - Quiz

Dubbele bloedsomloop bij de mens
  1. Kleine bloedsomloop Zuurstof ophalen in de longen
  2. Grote bloedsomloop  Zuurstof brengen naar de organen

Slide 12 - Slide

Bloedstroom
Zo gaat het bloed door je hart:

Kleine bloedsomloop 
 RKhart -> longen -> LBhart

Grote bloedsomloop 
LKhart -> lichaam -> RBhart

Slide 13 - Slide

Tot welke bloedsomloop hoort de longslagader?
A
Kleine bloedsomloop
B
Grote bloedsomloop

Slide 14 - Quiz

Welke bloedsomloop begint in de linkerharthelft?
A
Grote Bloedsomloop
B
Kleine Bloedsomloop

Slide 15 - Quiz

Hoort dit diagram bij de grote of de kleine bloedsomloop?
A
Grote bloedsomloop
B
Kleine bloedsomloop

Slide 16 - Quiz

Langs welke weg gaat het bloed?
Via de kleine bloedsomloop
rechterkamer → longslagader → longen → longader → linkerboezem.

Via de grote bloedsomloop
linkerkamer → aorta → nierslagader → nier → nierader → onderste holle ader → rechterboezem.

Slide 17 - Slide

Belangrijke bloedvaten
  • longslagader - longader
  • aorta - holle aders
  • hoofdslagader - hoofdader
  • armslagader - armader
  • leverslagader - leverader
  • darmslagader - poortader
  • nierslagader - nierader
  • beenslagader - beenader

Slide 18 - Slide

Een rode bloedcel in je beenader moet naar de nieren. Waar komt de rode bloedcel NIET langs?
A
Linkerboezem van het hart
B
Longslagader
C
Leverader
D
Rechterkamer van het hart

Slide 19 - Quiz

BLOEDDRUK
  • Het bloed drukt tegen de wanden van je bloedvaten. Deze druk noem je de bloeddruk. Je bloeddruk schommelt tussen een hoge en een lage waarde.
  • De bloeddruk is maximaal als de kamers samentrekken en het bloed in de slagaders pompen. Dat noem je de bovendruk.
  • Tijdens de hartpauze is de bloeddruk minimaal: de onderdruk.

Slide 20 - Slide

Hartfasen
Diastole: Bloed komt hart binnen via holle aders (rechts) en longader (links)

Boezemsystole: kamers worden extra gevuld door samentrekken van de boezems

Kamersystole: Bloed wordt weggepompt uit de kamers naar de longslagader (rechts) en de aorta (links)


Slide 21 - Slide

Wat is bloeddruk?
Bloeddruk bestaat uit 2 waarden:
- bovendruk (als de kamers samentrekken)
- onderdruk (tijdens de hartpauze)

Bloeddruk wordt uitgedrukt in millimeter kwikdruk.

Een gezonde bloeddruk voor een puber is 110/70.

Slide 22 - Slide

Wat zegt je bloeddruk over je gezondheid?
  • Het bloed 'drukt' tegen wanden van bloedvaten: bloeddruk
  • Bloeddruk verschilt in je lichaam

  • Hoge bloeddruk slecht op de lange termijn: beschadiging bloedvat
  • Lage bloeddruk kan zorgen voor duizeligheid en flauwvallen.

Slide 23 - Slide

8.4 Je bloedsomloop
Leerdoelen
  • Je hebt geleerd over soorten bloedvaten
  • Je hebt geleerd hoe het bloed door je lichaam stroomt
  • Je hebt geleerd over bloeddruk

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

Verdeling bloed

Lichaam bepaalt hoeveel bloed naar welke organen gaat. Kringspieren in bloedvaten knijpen samen of ontspannen.

Slide 26 - Slide

Flexibiliteit: Bloedverdeling
De spieren in de wand van slagaders staan ook onder aansturing van de hersenen. Hierdoor kan de verdeling van het bloed over de verschillende organen naar behoefte worden aangepast.




Slide 27 - Slide

Krijgen de hersenen meer of minder bloed tijdens inspanning?
A
Meer
B
Minder
C
Ongeveer evenveel

Slide 28 - Quiz