Het antwoordmodel van vraag 1:
- er is een duidelijke structuur, waarbij iedereen zich prettig voelt;
- iedereen is op de hoogte van de doelstellingen van de groep en staat hier achter;
- de groepsleden zijn het eens met de (in)formele regels voor gedrag;
- de persoonlijke wensen, verwachtingen en eigenschappen van de verschillende groepsleden zijn bekend en worden geaccepteerd;
- de groepsleden zijn tevreden over de hoeveelheid inspraak die ze hebben in de dagelijkse gang van zaken;
- de groepsleden kunnen zich vinden in de rol- en invloedsverdeling in de groep;
- er is een open communicatie tussen de groepsleden;
- er is sprake van een bepaald onderling vertrouwen, waardoor groepsleden open communiceren.
- Het is belangrijk dat je argument(en) in je antwoord duidelijk naar voren komen. Waaruit blijkt bijvoorbeeld dat er onderling vertrouwen is? Hoe laten groepsleden merken dat ze het eens zijn met de formele of informele regels voor gedrag?