This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Leestekens 1 H1.8-H2.8/ H1.9
Punt
Komma
Uitroepteken
Vraagteken
Aanhalingstekens (alleen vwo)
Slide 1 - Slide
Interpunctie
Slide 2 - Mind map
I like cooking my family and my pets.
Ik kook oma.
Schiet op papa.
Stop, niet schieten!
I like cooking, my family and my pets.
Ik kook, oma.
Schiet op, papa.
Stop niet, schieten!
Slide 3 - Slide
Theorie (th=H1.8/ vh=H1.9)
punt: einde van zin
komma: tussen twee pv's/ in een opsomming
uitroepteken: na uitroep/ bevel
vraagteken: na een vraag
aanhalingstekens:
bij citaat/ speciale aandacht geven
aan een woord
Slide 4 - Slide
Theorie
Leestekengebruik is belangrijk! Het zorgt ervoor dat je tekst soepel leest.
Slide 5 - Slide
Theorie (th=H2.8/ vh=H1.9)
Na een dubbele punt volgt een: - opsomming (Het begint altijd zo: inlopen, rekken en sprinten.) - uitleg/voorbeeld(Je kunt kiezen: je doet mee of je krijgt ruzie.)
- citaat(De woordvoerder zei: 'Groen hangen is de toekomst.')
Na een dubbele punt volgt altijd een kleine letter, behalve als het om een naam of citaat gaat.
Slide 6 - Slide
Theorie (th=H2.8/ vh=H1.9)
Slide 7 - Slide
Theorie (alleen vh=H1)
Aanhalingstekens gebruik je: - bij een direct citaat
('Gebeurt er nog wat leuks hier?' vroeg mijn vriendin.)
- als je een letterlijk stukje uit een tekst overneemt
(De krant berichtte: 'Extreem weer op oudjaarsdag.')
- als je een woord of zin bijzondere aandacht wilt geven
(Hoe spel je 'algoritme'?)
Slide 8 - Slide
Wat kan er volgen na een dubbele punt?
Slide 9 - Open question
Welk leesteken moet je gebruiken? Het brugklaskamp ging naar het mooie winderige Texel
A
Punt
B
Komma
C
Uitroepteken
D
Vraagteken
Slide 10 - Quiz
Welk leesteken moet je gebruiken? Als je afval zomaar weggooit is dat slecht voor het milieu.
A
Punt
B
Komma
C
Uitroepteken
D
Vraagteken
Slide 11 - Quiz
Welk leesteken moet je gebruiken? Pas op Nu hier komen Waar heb jij les
A
Punt
B
Komma
C
Uitroepteken
D
Vraagteken
Slide 12 - Quiz
Typ de zin hieronder over en noteer de leestekens.
De conciërge zei ruim je rommel op
Slide 13 - Open question
Typ de zin hieronder over en noteer de leestekens.
De conciërge gaf me drie keuzes opruimen corvee of heel vroeg in de ochtend melden
Slide 14 - Open question
Typ de zin hieronder over en noteer de leestekens.