2021_week 40_2mh_les2_zwakke werkwoorden met stam op -d en-t

1 / 17
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Du hast 3 min für:


Je hebt 3 min om: 
  • te gaan zitten
  • jas uit
  • oortjes uit
  • mobiel in je tas
  • laptop gesloten op tafel
  • boek/schrift/pen op tafel
timer
3:00

Slide 2 - Slide

Was machen wir heute?


  • Wörter abfragen
  • Erklärung werkwoorden met stam eindigend op -d en -t
  • Selbständig arbeiten
  • BINGO

  • Abschluss

Slide 3 - Slide

Lernziel

  • Aan het einde van de les kan je door het maken van de opdrachten een werkwoord waarbij de stam eindigt op -d of -t vervoegen.


Slide 4 - Slide

Wörter Lektion 1
  • de wedstrijd
  • werken
  • verstaan
  • tegen
  • der See
  • stolz
  • etwa
  • außerdem
  • der Wettkampf
  • arbeiten
  • verstehen
  • gegen
  • het meer
  • trots
  • ongeveer
  • bovendien

Slide 5 - Slide

Hoe zat het ook alweer?
Wat is de basisregel voor het vervoegen van Duitse werkwoorden?

Slide 6 - Slide

De uitgangen van het werkwoord wohnen
wohnen- en = stam
ich              wohn 
du               wohn 
er/sie/es     wohn 

wir              wohn 
ihr               wohn 
sie               wohn 
Sie              wohn 
  • e
  • st
  • t

  • en
  • t
  • en
  • en

Slide 7 - Slide

De uitgangen van het werkwoord als de stam eindigt op -d of -t. 
ich              rede 
du               rede 
er/sie/es     rede

wir              rede 
ihr               rede 
sie               rede 
Sie              rede 
  • +e
  • +est
  • +et

  • +en
  • +et
  • +en
  • +en

Slide 8 - Slide

Beispiele
  1. Du................(reden) immer viel.
  2. Er....................(heiraten) morgen.
  • Du redest immer viel.
  • Er heiratet morgen.

Slide 9 - Slide

Schrijf op!
  1. Schrijf de persoonlijke voornaamwoorden op met de uitgangen van de basisregel.
  2. Schrijf daarachter de uitgangen voor de persoonlijke voornaamwoorden als de stam eindigd op -d of -t.

Slide 10 - Slide

Selbständig arbeiten
- Wat: 

-Hoe: 




-Klaar:
Maken online: Kapitel 3.4 
Aufgabe 8, 9, 10 en 11a
  • Hulp. Gebruik het schema van Grammatik C aan de linkerkant van de opdracht.
  • Alleen 
  • De eerste 10 minuten niet praten en geen vragen. Daarna mag je vragen stellen en fluisteren.

timer
10:00




-Test jezelf: zwakke werkwoorden met stam eindigend op -d en -t.
-woordtrainer Kapitel 4.1 en 4.2

timer
10:00

Slide 11 - Slide

Was hast du heute gelernt?
Hoe vervoeg je het werkwoord warten: 


ich 
du
er/sie/es

wir
ihr
sie
Sie
  • warte
  • wartest
  • wartet

  • warten
  • wartet
  • warten
  • warten

Slide 12 - Slide

Hausaufgaben

Lernen: Wörter Lektion 1 + 2 auf Seite 44. NL-D und D-N

Slide 13 - Slide

Wörter Lektion 1
  • de wedstrijd
  • werken
  • verstaan
  • tegen
  • der See
  • stolz
  • etwa
  • außerdem
  • der Wettkampf
  • arbeiten
  • verstehen
  • gegen
  • het meer
  • trots
  • ongeveer
  • bovendien
  • Kijk naar de Duitse woorden en probeer ze te onthouden.
timer
1:00

Slide 14 - Slide

  • verstaan
  • bovendien
  • ongeveer
  • werken
  • de wedstrijd
  • het meer
  • tegen
  • trots

Slide 15 - Slide

Abschluss
Niet inpakken - luisteren
  • na startsignaal: inpakken
  • wel blijven zitten - stil
  • dan sluit ik de les af!
  • dan: klaar :)
timer
1:00

Slide 16 - Slide

Auf Wiedersehen!

Slide 17 - Slide