TA6 4.2.7 zinsdelen
1 / 22
Lesson duration is: 15 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Video
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Persoonsvorm
Hoe vind je die?
Hoe vind je die?
Slide 5 - Mind map
De agent boeit de inbreker.
Schrijf de persoonsvorm op
Schrijf de persoonsvorm op
Slide 6 - Open question
Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:
Wij zoeken de persoonsvorm.
Wij zoeken de persoonsvorm.
A
Wij
B
zoeken
C
de
D
persoonsvorm
Slide 7 - Quiz
Wat is de persoonsvorm?
Zo besparen ze energie.
Zo besparen ze energie.
Slide 8 - Open question
Slide 9 - Video
Wat is het onderwerpen de zin?
Juffrouw Anne legt het onderwerp uit.
Juffrouw Anne legt het onderwerp uit.
15
A
Juffrouw Anne
B
legt
C
het onderwerp
D
uit
Slide 10 - Quiz
onderwerp?
Ik loop op straat.
Ik loop op straat.
Slide 11 - Open question
onderwerp?
De tafel staat daar heel mooi.
De tafel staat daar heel mooi.
Slide 12 - Open question
Mijn moeder
geeft
mij
een glas ranja
onderwerp
Slide 13 - Drag question
Ik
heb
een boek
gekocht.
Onderwerp
persoonsvorm
Slide 14 - Drag question
Slide 15 - Slide
In welke zin zijn de zinsdelen goed verdeeld?
A
B
C
Slide 16 - Quiz
In welke zin zijn de zinsdelen goed verdeeld?
A
De stoelen/staan/op/tafel.
B
De/stoelen/staan/op tafel.
C
De stoelen/staan/op tafel.
Slide 17 - Quiz
In welke zin zijn de zinsdelen goed verdeeld?
A
Ise eet / chocola.
B
Ise / eet chocola.
C
Ise/ eet / chocola.
Slide 18 - Quiz
In welke zin zijn de zinsdelen goed verdeeld?
A
De vrouw / lacht naar / het meisje.
B
De/vrouw lacht/naar het meisje.
C
De vrouw / lacht / maar het meisje.
Slide 19 - Quiz
Hoeveel zinsdelen?
De ring hoort in het grijze doosje
De ring hoort in het grijze doosje
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 20 - Quiz
Hoeveel zinsdelen?
Hij en zijn vriendjes speuren naar een schat in het park
Hij en zijn vriendjes speuren naar een schat in het park
A
1
B
2
C
3
D
4
