Zinsdelen

• Taal
• Basisschool
• Groep 6

ZINSDELEN

Persoonsvorm
Hoe vind je die?

De agent boeit de inbreker.

Schrijf de persoonsvorm op

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:
Wij zoeken de persoonsvorm.

1. Wij
2. Zoeken
3. de
4. Persoonsvorm

"Alle kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin."

De persoonsvorm =

1. kinderen
2. vinden
3. persoonsvorm
4. deze

Wat is de persoonsvorm?
Zo besparen ze energie.

Wat is de persoonsvorm?
Maryam heeft een oproep gedaan.

De aap besprong een bewonderaar.

Schrijf de persoonsvorm op

Alle kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin.
De persoonsvorm is:

1. kinderen
2. vinden
3. persoonsvorm
4. deze

Wat is het onderwerp?

Meester Gijs legt het onderwerp uit.

15

1. Meester Gijs
2. legt
3. het onderwerp
4. uit

onderwerp?
Vrijdag is het feest.

Ik kom vanavond een uurtje later.
Wat is het onderwerp in deze zin?

1. een uurtje = onderwerp
2. ik = onderwerp

Mijn moeder

geeft

mij

een glas ranja

onderwerp

Ik

heb

een boek

gekocht.

Onderwerp

persoonsvorm

In welke zin zijn de zinsdelen goed verdeeld?

1. 
2. 
3. 

Typ / de zin / in zinsdelen
'Zijn moeder geeft hem een uitbrander.'

Verdeel in zinsdelen
Ze leende mij gisteren een mooie ring

Hoeveel zinsdelen?
De ring hoort in het grijze doosje

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Typ / de zin/ in zinsdelen
'Tobias vergat zijn sjaal tijdens de pauze.

In welke zin zijn de zinsdelen goed verdeeld?

1. Mees eet / chocola.
2. Mees / eet chocola.
3. Mees / eet / chocola.

Hoeveel zinsdelen?
Hij en zijn vriendjes speuren naar een schat in het park

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

In welke zin zijn de zinsdelen goed verdeeld?

1. De vrouw / lacht naar / het meisje.
2. De/vrouw lacht/naar het meisje.
3. De vrouw / lacht / maar het meisje.