leesvaardigheid herhaling theorie

test jezelf
theorie onderbouw leesvaardigheid
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

test jezelf
theorie onderbouw leesvaardigheid

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat is het tekstdoel van een beschouwing?
A
amuseren
B
informeren
C
opiniëren (mening geven)
D
activeren

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

De hoofdgedachte van een tekst is altijd een mededelende zin.
A
eens
B
oneens

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Deze tekst
heeft een
A
informerende titel
B
motiverende titel

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Wat is geen manier om de inleiding aantrekkelijk te maken?
A
naar een actuele gebeurtenis verwijzen
B
de voorgeschiedenis beschrijven
C
beschrijven welke structuur de tekst heeft
D
het belang voor het publiek aangeven

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Wat is geen manier om de inleiding aantrekkelijk te maken?
A
naar een actuele gebeurtenis verwijzen
B
de voorgeschiedenis beschrijven
C
beschrijven welke structuur de tekst heeft
D
het belang voor het publiek aangeven

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Waardoor ontstaat hier een sterke eerste zin?
'20% van de bovenbouwleerlingen zijn laaggeletterd en 16-jarigen lezen 50% minder dan twintig jaar geleden.'
A
schokkende cijfers
B
paradox
C
prikkelend citaat
D
raadselachtige opsomming

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Welke manier wordt hier gebruikt om een sterke eerste zin te maken?
'11 jaar oud en nu al cum laude afgestudeerd: het lukte de Vlaamse Laurent.'
A
schokkende cijfers
B
paradox
C
prikkelend citaat
D
raadselachtige opsomming

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Wat vind je vaak niet in het slot in de tekst?
A
samenvatting
B
afweging
C
probleemstelling
D
toekomstverwachting

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Wat staat er in het middenstuk van een tekst met argumentatiestructuur?
A
stelling
B
argumenten
C
herhaling stelling

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Deze tekst had een
A
argumentatiestructuur
B
aspectenstructuur
C
verleden-hedenstructuur
D
voor-en nadelenstructuur

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Wat vind je in de inleiding van een tekst met probleem-oplossing structuur?
A
probleem
B
oorzaken en gevolgen
C
oplossingen
D
beste oplossing

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Wat staat er in het slot van tekst met vraag-antwoordstructuur?
A
vraag
B
antwoord
C
tegenwerping
D
conclusie

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Wat is hier de kernzin? 'Het is er vaak mooi weer, zelfs in de herfst. Je kan er lekker paella eten. Vaak is de kust ook vlakbij zodat je naar het strand kan. Spanje is een fijn vakantieland.'
A
Het is er vaak mooi weer, zelfs in de herfst.
B
Je kan er lekker paella eten.
C
Vaak is de kust ook vlakbij zodat je naar het strand kan.
D
Spanje is een fijn vakantieland.

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Welke structuur: 'Na school lekker ontspannen is van alle tijden. Alleen: Vroeger lazen kinderen vaker na schooltijd en gingen ze wekelijks naar de bibliotheek om stapels boeken te lenen. Nu kiezen steeds meer leerlingen ervoor om zodra ze uit school komen op de iPad te spelen of te gamen.'
A
argumentatiestructuur
B
aspectenstructuur
C
verleden-hedenstructuur
D
vraag-antwoordstructuur

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

'Hoewel' is een signaal van een
A
opsomming
B
tegenstelling/toegeving
C
vergelijking
D
samenvatting

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

'Kortom' is een signaal van een
A
opsomming
B
tegenstelling/toegeving
C
vergelijking
D
samenvatting

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Woorden zoals 'oorzaak' die aangeven welke werking een alinea of tekstdeel heeft in de tekst noemen we
A
signaalwoorden
B
functiewoorden
C
werkwoorden
D
bijwoorden

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Welke functie heeft dit tekstdeel?
'Hierboven heb ik verschillende argumenten gegeven waarom we moeten stoppen met zwemmen tussen de haaien. Dus: laat dat vooral aan professionals over.'
A
gevolg
B
conclusie
C
argument

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

'Het lijkt mij onwenselijk dat we nog meer gaan bezuinigen op de jeugdzorg' is een
A
positief standpunt
B
negatief standpunt
C
standpunt van twijfel

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Wat vind je nog lastig??

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

Manieren om tekstdelen met elkaar te verbinden
Herhaling van woorden of woordgroepen
Signaalwoorden
Signaalzinnen
Overgangszinnen met een verwijzend woord
Eerder noemde ik al een reeks van bezwaren. 
Ik zal verderop in de tekst de consequenties ervan toelichten. 
Veel mensen zijn wel klaar met die lockdown. Daardoor zie je dat meer mensen zich minder goed aan de regels houden.
Voor veel ouders is het geven van thuisonderwijs een behoorlijke opgave, omdat ze dit moeten combineren met hun eigen baan.
Door het geven van thuisonderwijs zie je wel dat er meer begrip is ontstaan voor (...)


Er zijn ook behoorlijk veel mensen die zijn beïnvloed door informatie online die niet is gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek. Dit laatste zorgt dan voor veel onduidelijkheid en soms zelfs boosheid over het gebruik van mondkapjes.

Slide 23 - Drag question

  1. Herhaling: in het begin van een nieuwe alinea herhaal je woorden of woordgroepen, of synoniemen uit de vorige alinea. Dat zijn overlappers.
  2. Signaalwoorden: woorden of woordgroepen die alinea's verbinden. Ze geven niet alleen aan dat er een verband is, maar uit het signaalwoord kun je ook opmaken welk verband er is.
  3. De signaalzinnen kunnen aankondigend (over wat er komen gaat) en terugblikkend (over wat er genoemd is) zijn. Een combinatie kan ook.
  4. Overgangszinnen zijn samenvattende zinnen aan het begin of aan het eind van een alinea. Ze bevatten meestal een verwijzend woord, zoals dit, die, dat, zulke, dergelijke enz.
opsomming
tegenstelling
oorzaak - gevolg
voorwaarde
doel-middel
vergelijking
conclusie
argument
mits
daarentegen
bovendien
zodat
dus
daarvoor
zoals
daarom

Slide 24 - Drag question

This item has no instructions

Hij is even groot als ik.

Signaalwoord en tekstverband?
A
signaalwoord: (even...) als tekstverband: uitleggend
B
signaalwoord: (even...) als tekstverband: vergelijking
C
signaalwoord: (even...) als tekstverband: doel - middel
D
signaalwoord: (even...) als tekstverband: samenvattend

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

signaalwoord + verband:

Grote schoonmaak
Opruimen is niet mijn sterkste kant. Rotzooi maken kan ik daarentegen wel goed.

A
Rotzooi - signaalwoord opsomming
B
Grote - signaalwoord toelichting
C
daarentegen - signaalwoord tegenstelling
D
Goed - signaalwoord voorbeeld

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Hoofdstructuur van een tekst: zet de functies bij het juiste deel
Inleiding
Kern
Slot
Belangstelling wekken
Het onderwerp introduceren
Aankondigen hoe de tekst is opgebouwd
Aanleiding noemen
De lezer of luisteraar welwillend stemmen
Uitwerking van de deelonderwerpen
De belangrijkste informatie samenvatten
Een conclusie trekken
Een aanbeveling doen
Een afweging maken
Een oproep doen
Een uitsmijter noemen

Slide 27 - Drag question

This item has no instructions

Tekststructuren
Elke tekst moet zo zijn opgebouwd dat er een samenhangend geheel ontstaat. Dit kan door de tekst een bepaalde structuur te geven.

Slide 28 - Slide

This item has no instructions