Wat ga je leren: Herkennen van het lidwoord en het zelfstandignaamwoord
1 / 20
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 4
This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Spelling: Blok 6, week 2, les 3
Wat ga je leren: Herkennen van het lidwoord en het zelfstandignaamwoord
Slide 1 - Slide
Wat is de samenstelling: De hotelgast zit op zijn kamer.
Slide 2 - Open question
Wat is het werkwoord: De hotelgast zit op zijn kamer.
Slide 3 - Open question
Welke woorden moeten met een hoofdletter? knecht hendrik rent in het hotel.
Slide 4 - Open question
Woorden van het uw-rijtje
Slide 5 - Mind map
Zelfstandig naamwoord en lidwoord
Het zelfstandig naamwoord is een woord voor een mens, dier of ding. Je kunt er een lidwoord voor zetten.
Het lidwoord hoort bij een zelfstandig naamwoord. Het staat voor het zelfstandig naamwoord. De lidwoorden zijn: de, het, een.
Slide 6 - Slide
Voorbeelden
Zelfstandig naamwoord:
1. Is het een mens, dier of ding?
2. Kan ik er een lidwoord voor zetten?
-meester - de meester -hond - een hond
-buren - de buren
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Oefendictee
Stappenplan 1. Luister naar het woord 2. Zeg het hardop na 3. Denk na, welke categorieën zitten erin? 4. Typ het woord in 5. Controleer het woord --> ga daarna verder, door op het pijltje te klikken
Slide 9 - Slide
Schrijf op:
Slide 10 - Open question
Schrijf op:
Slide 11 - Open question
Schrijf op:
Slide 12 - Open question
Schrijf op:
Slide 13 - Open question
Schrijf op:
Slide 14 - Open question
Schrijf op:
Slide 15 - Open question
Schrijf op:
Slide 16 - Open question
Kies twee antwoorden: Wat zijn de zelfstandig naamwoorden?
Twee duiven op het pad
A
twee
B
duiven
C
het
D
pad
Slide 17 - Quiz
Wat is het zelfstandig naamwoord?
De dierenwinkel is gesloten
A
De
B
dierenwinkel
C
is
D
gesloten
Slide 18 - Quiz
Ik weet wat een zelfstandig naamwoord is.
A
ja
B
nee
C
soms
Slide 19 - Quiz
Goed gewerkt!
Ik ga je oefendictee nakijken. Succes met het volgende vak!