groep 4 zelfstandig nw en lidwoord

Taal

Wat ga je leren:
Herkennen van het lidwoord en het zelfstandignaamwoord
                                 
1 / 13
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 4

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Taal

Wat ga je leren:
Herkennen van het lidwoord en het zelfstandignaamwoord
                                 

Slide 1 - Slide

Wat is de samenstelling:
De hotelgast zit op zijn kamer.

Slide 2 - Open question

Wat zijn de zelfstandig naamwoorden:
De hotelgast zit op zijn kamer.

Slide 3 - Open question

Wat zijn de lidwoorden?
De man rent in het hotel.

Slide 4 - Open question

De lidwoorden

Slide 5 - Mind map

Zelfstandig naamwoord en lidwoord
Het zelfstandig naamwoord is een woord voor een mens, dier of ding. Je kunt er een lidwoord voor zetten.
Het lidwoord hoort bij een zelfstandig naamwoord. Het staat voor het zelfstandig naamwoord.
De lidwoorden zijn: de, het, een. 


Slide 6 - Slide

Voorbeelden 
Zelfstandig naamwoord: 
1. Is het een mens, dier of ding? 
2. Kan ik er een lidwoord voor zetten? 

-meester - de meester
-hond - een hond
-buren - de buren

Slide 7 - Slide

Kies twee antwoorden: Wat zijn de zelfstandig naamwoorden?

Twee duiven op het pad

A
twee
B
duiven
C
het
D
pad

Slide 8 - Quiz

Wat is het zelfstandig naamwoord?

De dierenwinkel is gesloten
A
De
B
dierenwinkel
C
is
D
gesloten

Slide 9 - Quiz

Wat is het zelfstandig naamwoord?

De vrouw eet een pinda.
A
vrouw
B
vrouw, pinda
C
pinda
D
de, een

Slide 10 - Quiz

Wat is het lidwoord?

De vrouw eet een pinda.
A
een
B
de
C
eet
D
de, een

Slide 11 - Quiz

Ik weet wat een zelfstandig naamwoord is.
A
ja
B
nee
C
soms

Slide 12 - Quiz

Goed gewerkt!
Ik ga je oefendictee nakijken. Succes met het volgende vak! 

Slide 13 - Slide