HIN - taalverzorging spelling - meervouden H4 - 3gt
Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands
1 / 36
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3
This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands
Slide 1 - Slide
Fijn dat je er bent!
Leg je boek open op blz 114-115. Leg je boek of schrift open bij het gemaakte huiswerk en pak een pen of potlood.
Log in op deze LessonUP.
timer
3:00
Slide 2 - Slide
Welkom klas 3TD
Wat gaan we doen?
- herhaling en
huiswerkcontrole 5 min
-wat weet je van meervoud?
testje met vragen 10 min
-uitleg over meervoud 10 min
-opdrachten meervoud 12 min
-nakijken verwijswrd 10 min
Wat is het lesdoel?
Na deze les weet je hoe je het meervoud moet spellen.
Slide 3 - Slide
Verbeter de onjuiste verwijswoorden. Noteer het onjuiste verwijswoord en daarachter het juiste verwijswoord.
De artsen stelden de operatie uit, want hun vonden die te gevaarlijk. onjuist verwijswoord: ___________________ juist verwijswoord: ___________________
Slide 4 - Open question
Wat zijn verwijswoorden? Noem een voorbeeldzin waarin je een verwijswoord gebruikt.
Slide 5 - Open question
Verbeter de onjuiste verwijswoorden. Noteer het onjuiste verwijswoord en daarachter het juiste verwijswoord.
Dit broodje is lekker, maar die van jou lijkt me ook heerlijk. onjuist verwijswoord:___________________ juist verwijswoord: ____________________
Slide 6 - Open question
Meervoud van ZNW
Wat weet je al?
TEST
Slide 7 - Slide
ZEE
A
ZEEËN
B
ZEËN
Slide 8 - Quiz
FOTOGRAAF
A
FOTOGRAVEN
B
FOTOGRAFEN
Slide 9 - Quiz
BUREAU
A
BUREAUS
B
BUREAU'S
Slide 10 - Quiz
BABY
A
BABIES
B
BABY'S
Slide 11 - Quiz
LOLLY
A
LOLLIES
B
LOLLY'S
Slide 12 - Quiz
SPRAY
A
SPRAY'S
B
SPRAYS
Slide 13 - Quiz
INDUSTRIE
A
INDUSTRIEËN
B
INDUSTRIËN
Slide 14 - Quiz
PORIE
A
PORIËN
B
PORIEËN
Slide 15 - Quiz
COWBOY
A
COWBOY'S
B
COWBOYS
Slide 16 - Quiz
KNIE
A
KNIËN
B
KNIEËN
Slide 17 - Quiz
SKI
A
SKIËN
B
SKI'S
Slide 18 - Quiz
ABONNEE
A
ABONNEES
B
ABONNEEËN
Slide 19 - Quiz
LOGÉ
A
LOGÉS
B
LOGEES
Slide 20 - Quiz
CD
A
CD'S
B
CD-S
Slide 21 - Quiz
Melk
A
MELKEN
B
GEEN MV
Slide 22 - Quiz
Zet -en achter het enkelvoud:
Boek > boeken
Schrift > schriften
Toetsenbord > toetsenborden
Slide 23 - Slide
Soms moet je ook de laatste letter verdubbelen:
Kat > katten
Pen > pennen
Jas > jassen
Slide 24 - Slide
Soms moet je een a, e, o, of u weglaten:
Maan > manen
Beer > beren
Boom > bomen
Slide 25 - Slide
Soms moet je een -f veranderen in een -v
of een -s veranderen in een -z
Wolf > wolven
Huis > huizen
Slide 26 - Slide
Als het enkelvoud eindigt op -ee, maak je het meervoud met -ën:
Idee > ideeën
Twee > tweeën
Zee > zeeën
Slide 27 - Slide
Als het enkelvoud eindigt op -ie, maak je het meervoud met -ën of met -n:
Dit is afhankelijk van de klemtoon.
Drie > drieën
Bacterie > bacteriën
Slide 28 - Slide
Meervoud op -s
Bij een meervoud op -s schrijf je de -s altijd vast aan het woord, behalve als je het woord dan niet meer goed uitspreekt.
Bijvoorbeeld:
tafel - tafels
bakje - bakjes
Slide 29 - Slide
Meervoud op 's
Je schrijft 's als het woord eindigt op een -a, -i, -o, -u of -y die lang klinkt. Ook bij afkortingen schrijf je 's.
Bijvoorbeeld:
ski - ski's
lama - lama's
cd - cd's
Slide 30 - Slide
Meervoud op -s
Bij een woord dat eindigt op -eau, -ay, -ieu, -ui, -ie, -e, -ee, -oo of -é schrijf je de -s vast.
Bijvoorbeeld:
café - cafés
tattoo - tattoos
niveau - niveaus
Slide 31 - Slide
Meervoud op -en of -s
De meeste woorden hebben maar één meervoudsvorm, maar sommige woorden hebben er twee.
Bijvoorbeeld:
seconden/secondes
appelen/appels
Slide 32 - Slide
Klankverandering
Bij sommige Latijnse woorden verandert de laatste lettergreep in het meervoud van klank. Je herkent deze woorden aan -um en -cus.
Bijvoorbeeld:
museum - musea (je mag ook museums schrijven)
politicus - politici
datum - data
Slide 33 - Slide
Aan de slag
opdracht 1 t/m 4 blz. 116, 117
Klaar? Kijk je antwoorden over verwijswoorden na, via het antwoordenblad op Magister (woensdag 22/05)