What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Formuleren H4 - verwijswoorden
Welkom HA1A!
Ga rustig zitten,
pak je spullen.
Telefoon op stil & in je tas.
1 / 14
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
This lesson contains
14 slides
, with
text slides
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Welkom HA1A!
Ga rustig zitten,
pak je spullen.
Telefoon op stil & in je tas.
Slide 1 - Slide
DOEL
Ik kan
verwijswoorden
correct gebruiken. (formuleren H4)
TOETS woensdag 1 juni:
formuleren H3 en H4
Wat gaan we doen? (40 min)
afronden form. H3 (10 min)
Startopdracht
blz. 122 (5 min)
Uitleg
verwijzen naar ZN (10 min)
Maken + nakijken
blz. 123 (10 min)
Doel bereikt? (5 min)
Klaar? Leesboek/leren voor de toets
Slide 2 - Slide
Maak opdracht 5, blz. 257
Noteer alleen de signaalwoorden. We kijken samen na.
Klaar?
1. Lees de theorie over verwijswoorden (blz. 257)
2. Maak opdracht 6 en 7 (blz. 257)
timer
5:00
Slide 3 - Slide
antw. opdr. 5, blz. 257
want
hoewel
omdat
maar
zoals, en
daardoor
dus
Slide 4 - Slide
Doel bereikt?
Welk woord is géén
signaalwoord
?
want - en - dus - die
BONUS: Welk verband geeft het signaalwoord 'maar' aan?
Slide 5 - Slide
Startopdracht, blz. 122
Slide 6 - Slide
verwijzen = weglaten
Max is verschrikkelijk moe. (Max) heeft een partijtje squash gespeeld.
BONUS: Ik heb (Max) met gemak verslagen.
Waar kan ik mijn formulier inleveren? Ik heb het formulier al ingevuld.
Hier zijn je boeken. Leg je je boeken even in je kluisje?
Slide 7 - Slide
verwijzen met
deze, die, dit, dat
Deze oude tas van mij mag je wel gebruiken, maar ... nieuwe leen ik niet uit.
Ik ben naar het museum geweest, ... onlangs is geopend.
Slide 8 - Slide
lidwoorden
de
het
woordgeslacht
m en v
o
verwijswoorden
die en deze
dit en dat
voorbeelden 3x
tafel - auto - kam
stuur - panel - bestuur
Ezelsbruggetje:de of het woord?
Geef 3 voorb.
een gave trui
een rode pen
een leuke hond
een gaaf blad
een rood bord
een leuk feest
Het schema met woordgeslacht, verwijswoorden en voorbeelden.
Slide 9 - Slide
verwijzen met hij, zij, het, hem, haar, hun
Sam is verschrikkelijk moe, want ... heeft een partijtje squash gespeeld.
Slide 10 - Slide
maak opdr. 1, 2 en 4 - blz. 123
We kijken samen na.
Klaar?
Leer het schema op blz. 122 uit je hoofd. Maak opdr. 3 en 4, blz. 256 (huiswerk di. 31-5)
timer
10:00
Slide 11 - Slide
maak opdr. 3 en 4, blz. 256
Noteer waar het verwijswoord naar verwijst.
klaar? maak opdr. 6 en 7, blz. 257
We kijken samen na.
timer
5:00
Slide 12 - Slide
opdracht 3 - blz. 256
die (deur)
deze (schoenen)
dit (antwoord)
deze; die (kaars)
dat (we zijn naar het zwembad geweest)
opdracht 4 - blz. 256
een knoopje
de fiets van Finn
zijn tas
het zwembad
de afstand
het wondje aan haar duim
Slide 13 - Slide
Doel bereikt?
Welk woord is géén verwijswoord?
deze - die - hem - daar - hun
Slide 14 - Slide
More lessons like this
Formuleren H1-4 HERHALING / TOETSVOORBEREIDING
May 2022
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Formuleren H3 - signaalwoorden
April 2022
- Lesson with
10 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
De brug formuleren en vlogopdracht
May 2020
- Lesson with
13 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Formuleren H2 - verwijzen de/het
April 2022
- Lesson with
11 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
leerjaar 1 H5 TV: verwijswoorden
March 2022
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
A1a formuleren H4 les 2
January 2021
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
210518 Formuleren H4
May 2021
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
1kgt - les 4 Formuleren H5 + Lezen H5
April 2022
- Lesson with
13 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 1