‘te’ komt na:
*werkwoorden als lopen, staan, zitten, liggen en hangen:
De was hangt te drogen.
De leerlingen liepen te klieren.
*werkwoorden als vergeten, besluiten, proberen, weigeren, (niet) hoeven, beginnen, lijken, blijken, schijnen en hopen:
Ik weiger nog langer vlees te eten.
David begon bij de grappigste scène keihard te lachen.