§9 Aanwijzend voornaamwoord - l'adjectif démonstratif

§9 Aanwijzend voornaamwoord
1 / 26
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2-4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

§9 Aanwijzend voornaamwoord

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Welke aanwijzend voornaamwoord moet je gebruiken voor een zelfstandig naamwoord ... 
mannelijk enkelvoud
vrouwelijk enkelvoud
Meervoud 
Ce
Cette 
Ces
Cet

Slide 3 - Drag question

Wat is géén aanwijzend voornaamwoord?
A
c'
B
ce
C
cet
D
cette

Slide 4 - Quiz

Welk aanwijzend voornaamwoord?
________ filles
A
Ce
B
Ces
C
Cette
D
Cet

Slide 5 - Quiz

Aanwijzend voornaamwoord:
_______ monsieur
A
cet
B
cette
C
ces
D
ce

Slide 6 - Quiz

Aanwijzend voornaamwoord:
_______ homme
A
ce
B
cette
C
ces
D
cet

Slide 7 - Quiz

Welk aanwijzend voornaamwoord?
______ journaux
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces

Slide 8 - Quiz

Een aanwijzend voornaamwoord is..:
A
mon/ma/mes
B
le/la/les
C
ce/cet/cette/ces
D
un/une/des

Slide 9 - Quiz

Welk aanwijzend voornaamwoord?
_____ acteur
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces

Slide 10 - Quiz

Sleep het aanwijzend voornaamwoord naar het juiste vakje
Mannelijke woorden
Mannelijke woorden met een klinker of stomme h
Vrouwelijke woorden
Alle woorden in het meervoud
Ces
Cet
Ce
Cette

Slide 11 - Drag question

Sleep de woorden naar het juiste aanwijzende voornaamwoord (2 per vak)
Ce
Cet
Cette
Ces
table
mur
animal
portables
fille
chaussures
homme
bureau

Slide 12 - Drag question

Sleep de woorden naar het juiste aanwijzende voornaamwoord
Ce
Cet
Cette
Ces
Robe (v)
Métier (m)
Enfant (m)
Enfants (mv)
Femme (v)
Personnes (mv)
Hôtel 
(m)
Garçon (m)

Slide 13 - Drag question

Aanwijzend voornaamwoord + vocabulaire
Ces oeufs
Ces baguettes
Ce fromage
cette viande

Slide 14 - Drag question

1. Tu aimes     ...      légumes?

2.     ...      fille est ma soeur.

3.     ...     homme est vieux.

4. Je prends     ...      dessert.

Aanwijzend voornaamwoord
ces
cet
ce
cette

Slide 15 - Drag question

VRAI OU FAUX
Met een woord in het meervoud, moet je ook weten of het woord vrouwelijk of mannelijk is.
A
VRAI
B
FAUX

Slide 16 - Quiz

deze boodschap
A
ce message
B
cet message
C
cette message
D
ces messages

Slide 17 - Quiz

1. ...... professeur est nouveau.
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces

Slide 18 - Quiz

2. .... étudiante est italienne.
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces

Slide 19 - Quiz

3. Nous habitons à côté de ..... grand magasin.
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces

Slide 20 - Quiz

4. Combien coûtent ..... oranges?
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces

Slide 21 - Quiz

5. Vous comprenez ...... explications?
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Link

Slide 24 - Link

Alles duidelijk?

Ga naar de link op de volgende dia voor extra uitdaging!

Om verder te oefenen op deze website na iedere opdracht, klik op "Continuez" boven.

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Link