Informatie over het lidwoord (
de of het) en het woordgeslacht (
mannelijk (m), vrouwelijk (v), onzijdig (o)) vind je in het woordenboek.
Meervoud: hen, hun of ze/zij?
Verwijs naar personen met zij of ze. Gebruik hiervoor liever geen hun of hen. Zo voorkom je fouten.
Meestal kun je zij/ze gebruiken, behalve
– hen: alleen na een voorzetsel of als lijdend voorwerp:
Geef je de cadeaubonnen aan hen? Marit belt hen vandaag.
– hun: alleen om bezit aan te geven of als meewerkend voorwerp zonder voorzetsel:
Wat is hun telefoonnummer? Geef je hun een cadeaubon?
Gebruik voor ‘niet-personen’ alleen
ze: De verslagen zijn binnen. Ik heb
ze gedeeld via Dropbox.