This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Le futur proche
Slide 1 - Slide
Vóór deze les:
Vooraleer je aan deze les begint:
Verbeter je de opdracht die je vorige week kreeg
Is alles verbeterd? Ga naar de volgende slide en start met deze les!
Slide 2 - Slide
Tijdens deze les:
Volg de slides goed en lees je ze aandachtig
Luister en kijk goed naar de filmpjes , je kan ze steeds herbekijken en terug gaan naar de vorige slide
Maak de oefeningen online
Slide 3 - Slide
Na deze les:
Weet je wat de futur proche is
Kan je de de vormen van het werkwoord "aller" perfect opnoemen
Kan je werkwoorden vervoegen in de
futur proche
Weet je wat de woordvolgorde in een Franse zin is
Kun je een zin in de futur proche én in de ontkenning zetten
Slide 4 - Slide
Klaar? START!
Wat voor tijden zou "le futur proche" kunnen zijn?
Slide 5 - Slide
Klik op onderstaande video en ontdek alles over deze tijden!:
Klik op de link op de volgende slide en ontdek alles over le futur proche! Er wordt ook uitleg gegeven over de passé recent, luister daarnaar, hoeft er niets mee te doen.
Slide 6 - Slide
https:
Slide 7 - Link
le futur proche
de nabije toekomst. Dat gebruik je wanneer je iets onmiddellijk nadat je het zegt, gaat doen.
Bijvoorbeeld: Ik ga mijn kamer opruimen Exemple: Je vais ranger ma chambre.
Slide 8 - Slide
Stap 1:
les formes
du verbe 'aller'
Slide 9 - Slide
Le verbe 'aller'
Het werkwoord aller = gaan. Dit werkwoord is onregelmatig en moet je dus net als avoir en être uit je hoofd leren.
Je vais = ik ga
Tu vas = jij gaat
Il/elle/on va = hij/zij/men gaat
Nous allons = wij gaan
Vous allez = jullie gaan/ u gaat
Ils/elles vont = zij gaan
Slide 10 - Slide
Stap 1: leer de vervoeging van "aller"
je
vais
tu
vas
il / elle/ on
va
nous
allons
vous
allez
ils / elles
vont
ik
ga
jij
gaat
hij / zij / men
gaat
wij
gaan
jullie / u
gaan / gaat
zij [mmv / vmv]
gaan
Slide 11 - Slide
Stap 2
Om de futur proche te maken doe je het volgende:
vervoeg aller + infinitief
Bijvoorbeeld: Elle va danser avec sa copine Vertaling: Zij gaat met haar vriendin dansen
Slide 12 - Slide
Futur proche = aller + infinitief
Slide 13 - Slide
Zet het werkwoord in de futur proche: Elle [ manger ]
A
Elle aller manger
B
Elle va manger
C
Elle vais manger
D
Elle va mange
Slide 14 - Quiz
Je kent intussen de futur proche!
Controleer of je ze volledig onder de knie hebt en maak de oefeningen op de volgende slides!
Slide 15 - Slide
Vertaal: Nous allons danser
A
Wij dansen
B
Wij zullen dansen
C
Wij hebben net gedanst
D
Wij gaan dansen
Slide 16 - Quiz
"cette après-midi" is een tijdsbepaling die wijst op:
A
le futur simple
B
le passé récent
C
le futur proche
D
le passé simple
Slide 17 - Quiz
Let op!
1./ de woordvolgorde!
In het Frans plaatsen we de werkwoorden bij elkaar:
Je vais chanter avec mon frère
Elle va chanter avec son frère
In het Nederlandszeggen we:
Ik ga met mijn broer zingen
Zij gaat met haar broer zingen
Slide 18 - Slide
onderwerp
vorm van aller/venir
Infinitief
rest v.d. zin
Nous
allons
écouter
de la musique
Ma mère
va
manger
une pomme
De woordvolgorde is dan:
Slide 19 - Slide
Zet de woorden in de juiste volgorde: ils/ un cadeaux/ acheter/ vont
A
Ils vont un cadeau acheter
B
Ils acheter vont un cadeau
C
Ils un cadeau vont acheter
D
Ils vont acheter un cadeau
Slide 20 - Quiz
Let op!
2/ De ontkenning
Als je een zin ontkennend maakt, dan zet je "ne... pas" rond het
1e werkwoord (aller) in de zin. Dus:
onderwerp
ne vorm van aller/venir pas
Infinitief
rest v.d. zin
Nous
n'allons pas
écouter
de la musique
Ma mère
ne va pas de
manger
une pomme
Slide 21 - Slide
Zet de woorden in de juiste volgorde: ils/ ne/ un cadeaux/ acheter/ pas/ vont
A
Ils ne vont pas acheter un cadeau
B
Ils acheter ne vont pas un cadeau
C
Ils un cadeau ne vont pas acheter
D
Ils ne vont pas un cadeau acheter
Slide 22 - Quiz
Fais les exercises!
Ben je er klaar voor? Maak nu volgende oefeningen:
online:
- Roman Photo ex. 20 jusqu'à 24
In En Plus:
- online diagnostische toets U7 maken.
Ben je klaar met al je oefeningen? Lever het werk eventueel in via teams in ....(oefeningen die je niet online kunt maken.)
Slide 23 - Slide
Heb je nog moeite om de vervoeging van 'aller' te onthouden?
Gebruik het volgende liedje om het werkwoord uit je hoofd te leren. Meezingen en meedansen is aanbevolen!!