Les 14

Hoi 3Vc!
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Hoi 3Vc!

Slide 1 - Slide

Het programma
  • 10 min lezen

  • QUIZZZ

  • Zelf aan het werk

  • Cabaret


                                                        
                                                                       PROEFWERK 3 NOVEMBER



timer
10:00

Slide 2 - Slide

Wij JUICHEN Merlijn TOE.
A
persoonsvorm
B
onderwerp
C
werkwoordelijk gezegde
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 3 - Quiz

VANDAAG (a) gaan WIJ (b) naar Paddepoel om een nieuwe telefoon te kopen.
A
a. persoonsvorm b. onderwerp
B
a. onderwerp b. bijwoordelijke bepaling
C
a. bijwoordelijke bepaling b. persoonsvorm
D
a. bijwoordelijke bepaling b. onderwerp

Slide 4 - Quiz

AAN WIE (a) heb jij MIJN GEHEIM (b) verteld?
A
a. meewerkend voorwerp b. onderwerp
B
a. meewerkend voorwerp b. lijdend voorwerp
C
a. onderwerp b. lijdend voorwerp
D
a. onderwerp b. meewerkend voorwerp

Slide 5 - Quiz

Wie niet waagt, wie niet wint.

a. Dit is een samengestelde zin.
b. De komma staat op de juiste plek.
A
a. waar b. niet waar
B
a + b: waar
C
a + b: niet waar
D
a. niet waar b. waar

Slide 6 - Quiz

A. Met een voegwoord je 2 of meer zinnen aan elkaar.

B. In een enkelvoudige zin staan meerdere persoonsvormen.
A
a. waar b. niet waar
B
a + b: waar
C
a + b: niet waar
D
a. niet waar b. waar

Slide 7 - Quiz

a. Tussen samengestelde zinnen staat BIJNA altijd een komma.

b. Voor ALLE voegwoorden komt een komma.
A
a. waar b. niet waar
B
a + b: waar
C
a + b: niet waar
D
a. niet waar b. waar

Slide 8 - Quiz

Bij deze voegwoorden krijg je GEEN komma:
A
en, of
B
en, omdat
C
of, omdat
D
want, omdat

Slide 9 - Quiz

Kies de voorzetsels:
A
tijdens, op, en
B
tijdens, naar, na
C
voor, naast, maar
D
tegen, of, tegenover

Slide 10 - Quiz

Hoe herken je een voorzetsel?
Een voorzetsel (1 Woord!) past voor:

...... de pauze (tijdens, na, gedurende)

OF 

........ de kast (voor, tegen, op, naast)

Slide 11 - Slide

Bart kruipt graag door een speelgoedtunnel.

voorzetsel = ....
A
graag
B
een
C
kruipt
D
door

Slide 12 - Quiz

LAATSTE VRAAG

Heleen loopt uit de winkel.
voorzetsel = ....
A
uit
B
de
C
loopt
D
winkel

Slide 13 - Quiz

Het programma
  • 10 min lezen

  • QUIZZZ

  • Zelf aan het werk

  • Cabaret


                                                                         PROEFWERK 3 NOVEMBER



Slide 14 - Slide

Zelf aan het werk
 Leerdoelenplanner 
markeer wat je hebt gedaan
- maak oefeningen en kijk na

Proeftoets
- Maak en kijk na
timer
20:00

Slide 15 - Slide

Het programma
  • 10 min lezen

  • QUIZZZ

  • Zelf aan het werk

  • Cabaret


                                                                 PROEFWERK 3 NOVEMBER



Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video