vaste voorzetsels

Welkom bij Nederlands. 

Zet je tas tegen de gele muur en leg je spullen op tafel. Ga zitten volgens het zitplan!
timer
5:00
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands. 

Zet je tas tegen de gele muur en leg je spullen op tafel. Ga zitten volgens het zitplan!
timer
5:00

Slide 1 - Slide

Programma

  • Nakijken opdrachten: Vaste voorzetsels bij werkwoorden blz: 226-227 opdr. 2,4 en 5
  • Lesstof voor de toets over formuleren doornemen
  • Blooket over samengestelde zinnen.

Slide 2 - Slide

formuleren
Samengestelde zinnen schrijven
  • Een tekst bestaat uit zinnen. 
  • Je kunt allemaal korte zinnen schrijven, maar je kunt ook samengestelde zinnen gebruiken.
  • Een samengestelde zin heeft twee persoonsvormen.
  • Je plakt de zinnen dan aan elkaar vast met een voegwoord. 

  • Veel gebruikte voegwoorden zijn: en, of, maar, want, dus, omdat, terwijl, voordat, nadat, als en toen.

Slide 3 - Slide

formuleren
Samengestelde zinnen schrijven
Zo maak je samengestelde zinnen


  1. Gebruik een voegwoord om van twee zinnen één zin te maken.
  2. Zet een komma voor het voegwoord (behalve voor en).
  3. Controleer of de woordvolgorde in de zin goed is.


Slide 4 - Slide

formuleren
Samengestelde zinnen schrijven

Slide 5 - Slide

Cursus 6 Formuleren
§ 6 Vaste voorzetsels bij werkwoorden blz: 226-227

Slide 6 - Slide

§ 6 Vaste voorzetsels bij werkwoorden
Wat zijn voorzetsels?

Een voorzetsel staat vaak voor een zelfstandig naamwoord.
Voorzetsels zijn onder andere: 

voor, achter, naast, in, op, door, over, uit, boven, onder, om, tegen, aan, binnen, buiten, langs, tijdens, sinds, bij, tot, zonder, met, behalve, naar, na, via, per, te, tegen, volgens…

Slide 7 - Slide

§ 6 Vaste voorzetsels bij werkwoorden
Wat zijn voorzetsels?

Vaak kun je een voorzetsel herkennen door er …de kast of …het feest
achter te zetten.

Slide 8 - Slide

§ 6 Vaste voorzetsels bij werkwoorden
Wat zijn voorzetsels?

Slide 9 - Slide

§ 6 Vaste voorzetsels bij werkwoorden
Wat zijn voorzetsels?
Met een voorzetsel kun je een waar en wanneer aangeven.

Slide 10 - Slide

§ 6 Vaste voorzetsels bij werkwoorden
Sommige werkwoorden hebben een vast voorzetsel (vz) bij zich:

twijfelen aan, 
rekenen op, 
verlangen naar. 

Bij werkwoorden met zo’n vast voorzetsel kun je het voorzetsel niet vervangen door een ander voorzetsel.

Slide 11 - Slide

§ 6 Vaste voorzetsels bij werkwoorden
Sommige werkwoorden hebben een vast voorzetsel (vz) bij zich:

twijfelen aan, 
rekenen op, 
verlangen naar. 

Bij werkwoorden met zo’n vast voorzetsel kun je het voorzetsel niet vervangen door een ander voorzetsel.

Slide 12 - Slide

§ 6 Vaste voorzetsels bij werkwoorden
Voorbeeld zonder vast voorzetsel:

Mijn fiets staat bij / in / naast / tegen / voor de fietsenstalling.

Bij het werkwoord staan hoort geen vast voorzetsel. Je kunt het met verschillende voorzetsels combineren.

Slide 13 - Slide

§ 6 Vaste voorzetsels bij werkwoorden
Voorbeeld met een vast voorzetsel:
Terwijl Alwin zijn band plakt, luistert hij naar muziek.

Bij het werkwoord luisteren hoort het vaste voorzetsel naar. Je kunt er geen ander voorzetsel voor in de plaats zetten. 

Je zegt niet luisteren bij of luisteren van, want luisteren naar is een vaste combinatie.

Slide 14 - Slide

§ 6 Vaste voorzetsels bij werkwoorden
Maak opdracht 1

Slide 15 - Slide

§ 6 Vaste voorzetsels bij werkwoorden

Slide 16 - Slide

§ 6 Vaste voorzetsels bij werkwoorden
Antwoorden

Slide 17 - Slide

§ 6 Vaste voorzetsels bij werkwoorden
Maak opdracht 2,4 en 5.
Niet af? huiswerk!

Slide 18 - Slide