This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 15 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Wat is het voegwoord van deze samengestelde zin? 'Ze vulde het formulier in, nadat ze had ingelogd.'
A
vulde
B
nadat
Slide 9 - Quiz
Wat is het voegwoord in deze samengestelde zin? 'De zon scheen en het regende tegelijkertijd.'
A
en
B
scheen
Slide 10 - Quiz
Wat is het voegwoord van deze samengestelde zin? 'Ik meld me bij de conciërge, want ik ben te laat'
A
want
B
meld
Slide 11 - Quiz
Terwijl Oualid leert voor het proefwerk, leest Rodas een boek.
A
enkelvoudige zin: 1 pv
B
samengestelde zin, voegwoord 'leest'
C
samengestelde zin, 1 pv
D
samengestelde zin, voegwoord 'terwijl'
Slide 12 - Quiz
In een samengestelde zin staat altijd een voegwoord of een komma.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 13 - Quiz
Wat is het voegwoord in deze zin?
Dit is theorie voor de tweede klas, maar elke brugklasser maakt al samengestelde zinnen.
A
voor
B
maar
C
maakt
D
al
Slide 14 - Quiz
Als je van deze twee enkelvoudige zinnen een samengestelde zin maakt, welk voegwoord ga je dan gebruiken? Ik ga vanavond koken voor mijn moeder. Zij is zo moe van het werken.
A
en
B
maar
C
omdat
D
want
Slide 15 - Quiz
In een samengestelde zin staat het voegwoord altijd in het midden.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 16 - Quiz
Jorick heeft deze vraag goed, maar Bram klikt per ongeluk op het verkeerde antwoord.
A
enkelvoudige zin: 1 pv
B
samengestelde zin, voegwoord 'maar'
C
samengestelde zin, 1 pv
D
enkelvoudige zin, voegwoord 'maar'
Slide 17 - Quiz
Welk voegwoord gebruik je om van de volgende zinnen een samengestelde zin te maken? Ik vind geschiedenis niet leuk. Ik haal wel hoge cijfers.