Regels voor verwijzen 2/2
Gebruik het verwijswoord wat als je verwijst naar dat en datgene, een onbepaald voornaamwoord, een overtreffende trap of een hele zin:
– Op mijn verjaardag gaan we indoor surfen, wat ik erg leuk vind. (hele zin)
Gebruik daar/waar+voorzetsel als je naar dieren en dingen verwijst en voorzetsel + wie als je naar personen verwijst:
– Afgelopen week vielen drie mensen in het water, omdat zij dachten dat het roodgekleurde kroos een gravelbaan was waarop ze konden lopen.
– De bondscoach roept vijf debutanten op, van wie twee van AZ.