Week 47 les 2 spelling blok 2

Nederlands
Lezen
Spelling: bijvoeglijk naamwoorden

1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Nederlands
Lezen
Spelling: bijvoeglijk naamwoorden

Slide 1 - Slide

Lezen

Slide 2 - Slide

Nakijken: verkleinwoorden en dictee

Slide 3 - Slide

het dure cadeau

'dure' is een:
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
lidwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 4 - Quiz

Een bijvoeglijk naamwoord staat altijd voor een zelfstandig naamwoord.
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord schrijf je zo kort mogelijk, zo lang de uitspraak klopt.

Het cadeau is duur - het dure cadeau
Het vliegtuig is geland - het gelande vliegtuig
De grond is omgespit - de omgespitte grond

Slide 6 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord
Komt het bijvoeglijk naamwoord van een voltooid deelwoord en eindigt dat vdw op 'en'? 

De pinda's zijn gezouten - de gezouten pinda's

Slide 7 - Slide

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord 
Geeft aan van welk materiaal iets is gemaakt:
de katoenen kleding
een plastic bekertje

Slide 8 - Slide

Staat 'te' voor het bijvoeglijk naamwoord?

Dan schrijf je het hele werkwoord op. 

de te repareren scooter

Slide 9 - Slide

de ... boot
A
kunststof
B
kunststoffen

Slide 10 - Quiz

de ... schutting
A
van hout
B
houten

Slide 11 - Quiz

de ... ruit
A
gebarste
B
gebarsten

Slide 12 - Quiz

de ... weg
A
bestrate
B
bestraten

Slide 13 - Quiz

Spelling: maken

opdracht 3: blz. 25-26 (bijvoeglijk naamwoorden)
opdracht 6: blz. 36 (spelfouten vinden)


Slide 14 - Slide