7.2 Ontstaan van nieuwe soorten

7.2 Ontstaan van nieuwe soorten
1 / 28
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

7.2 Ontstaan van nieuwe soorten

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Video

This item has no instructions

Scheppingsverhalen
  • Creationisme: scheppingsleer, geloof in een bovennatuurlijke schepper (God).
  • Catastrofetheorie (Cuvier, 1768-1832)
  • Toonde aan dat fossielen resten zijn van dode organismen
  • Door catastrophe sterven soorten uit, worden nieuw geschapen

 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Darwinisme (Darwin, 1809-1882)

 Individuen met gunstige eigenschap krijgen meer nakomelingen, waardoor gunstige eigenschap vaker voorkomt.

Lamarckisme (Lamarck,1744-1829)
Delen lichaam veranderen door gebruik, dit wordt doorgegeven aan nakomelingen.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
  1. Je kunt uitleggen welke processen volgens de darwinistische theorieën een rol spelen bij soortvorming;
  2. Welke twee typen soortvorming er zijn;
  3. Je kunt het verschil beschrijven tussen natuurlijke en kunstmatige selectie.


Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Natuurlijke selectie
(overzicht)
  • Struggle for life: dagelijkse strijd tussen organismen voor voorzieningen.
  • Survival of the fittest: de best aangepaste individuen overleven.

  • Selectiedruk: de omgeving oefent een druk uit op de populatie die de overlevingskansen en voortplantingskansen van de individuen bepaald.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Berkenspanner
  • Selectiedruk = de invloed die de omgeving uitoefent op de overlevingskansen van individuen.
  • Survival of the fittest = overleven van de best aangepaste individuen.

  • Mutatie = blijvende verandering in het DNA (erfelijke eigenschappen)

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Video

This item has no instructions

Natuurlijke selectie 
(struggle for life)
  • Er is een strijd om voorzieningen
  • Tussen individuen in een populatie is er competitie voor voedsel, ruimte en voortplantingspartners 


Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Natuurlijke selectie 
(survival of the fittest)
  • Individuen die het beste zijn aangepast aan de omgeving hebben de hoogste overlevingskans en kunnen daardoor het langste of meeste voortplanten. Deze individuen hebben de hoogste fitness
    .

  • Het principe waarbij de individuen binnen een soort met de hoogste fitness hun eigenschappen doorgeven noemen we Natuurlijke selectie
    .

Slide 10 - Slide

Voorbeeld: De antilope die het hardst en langst kan rennen zal het minst snel worden opgegeten door roofdieren en dus het langst overleven en zich meer voortplanten. 
Natuurlijke selectie 
(variatie)
Er is variatie binnen een soort
Variatie onstaat door:
  • Mutaties: Foutjes bij het kopieren van het DNA tijdens celdeling;
    Straling/mutagene stoffen kunnen ook mutaties veroorzaken
  • Geslachtelijke voortplanting: Eigenschappen (genen) van de moeder worden gecombineerd met de eigenschappen (genen) van de vader 

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Video

This item has no instructions

Wat betekent natuurlijke selectie?
Geef het best passende antwoord.
A
Individuen passen zich aan de omgeving aan.
B
De sterkste individuen overleven.
C
De omgeving selecteert de fittest en deze kunnen zich vervolgens voortplanten.
D
Recombinatie van DNA zorgt voor grotere variatie.

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Seksuele selectie
Seksuele selectie = Selectie van partners op basis van kenmerken die aantrekkelijk worden gevonden.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Video

This item has no instructions

Co-evolutie
  • Co-evolutie = evolutie waarbij soorten zich aan elkaar aanpassen en gezamenlijk evolueren.
  • Wapenwedloop tussen roofdier en prooi

  • Salamander maakt gifstof => de slang heeft een resistentie door mutaties en selectiedruk.

  • Samenwerkingsverbanden tussen bloemen en hun bestuivers.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Soortvorming
  • Allopatrisch: evolutie van soorten door een splitsing van een populatie door een barrière (gebergte, rivier etc).
  • sympatrisch: evolutie van soorten doordat individuen binnen hetzelfde gebied zich uitsluitend voortplanten binnen een kleine deelgroep.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Wetenschappers onderscheiden allopatrische en sympatrische soortvorming. Bij welke vorm hoort de omschrijving?

Een vissoort in 1 meer splitst zich op in een groep die zich in het open water voortplant en een groep die zich op de bodem voortplant
A
Allopatrisch
B
Sympatrisch

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Hagedissen van 1 soort raken gescheiden door een kloof waardoor de hagedissen aan de ene kant van de kloof niet meer kunnen voortplanten met de hagedissen aan de andere kant van de kloof
A
Allopatrisch
B
Sympatrisch

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Klassieke veredeling
  • Bij fokken van dieren of kweken van planten selecteren mensen individuen op eigenschappen en laten ze deze individuen paren. 
  • Het kweken of fokken van rassen => klassieke veredeling

  • Heeft geleid tot honderden verschillende rassen honden. 

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Kunstmatige selectie
  • Het mechanisme waarmee bepaalde eigenschappen of een combinatie van eigenschappen bewust worden geselecteerd bij het fokken van dieren of veredeling en teelt van planten.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Zet de begrippen bij de juiste beschrijving
Beschrijving
Begrip
Soortvorming door reproductieve isolatie vanwege verschillen in gedrag
Er vindt geen genenuitwisseling plaats tussen 2 populaties
Soortvorming door geologische barrière
Selectie op uiterlijke kenmerken door partner
Sympatrische soortvorming
Allopatrische soortvorming
Reproductieve isolatie
Seksuele selectie

Slide 23 - Drag question

This item has no instructions

De evolutietheorie gaat ervan uit dat:
1. Door mutatie steeds nieuwe ......................... ontstaan. 
2. Als een organisme zich kan aanpassen aan zijn omgeving heeft hij een grotere ............................. Dit verschijnsel noemen we .........................
3. Door ......................... kunnen individuen van dezelfde soort steeds meer verschillen van elkaar, omdat ze in een andere omgeving leven. Hierdoor kunnen er uiteindelijk nieuwe ......................... ontstaan. Deze verschillende soorten kunnen zich uiteindelijk niet meer .......................... samen.

soorten
overlevingskans
natuurlijke selectie
isolatie
genotypen
voortplanten

Slide 24 - Drag question

This item has no instructions

Evolutie treedt volgens Darwin
op doordat ….
A
.. in een populatie individuen zich voortdurend aanpassen aan veranderende milieuomstandigheden en vooral nieuwe kenmerken doorgeven aan hun nakomelingen.
B
.. verandering in het milieu de individuen in een populatie aanzet tot mutaties om te overleven; die mutaties worden dan doorgegeven aan hun nakomelingen.
C
.. in een populatie alléén sterke individuen overleven en deze dus ook gemiddeld sterke individuen zullen voortbrengen.
D
.. in een populatie vooral de aan het milieu aangepaste individuen zich zullen voortplanten.

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Geef hier antwoord op de vraag van vorige slide

Slide 27 - Open question

This item has no instructions

Slide 28 - Slide

This item has no instructions