Lesweek 3. Theorie betoog en argumenten en tegenargumenten

Lesweek 3. Theorie betoog en  argumenten en tegenargumenten
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Lesweek 3. Theorie betoog en  argumenten en tegenargumenten

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Feit, mening en argument: Wat is het verschil?

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel
Aan het einde van deze les weet je wat het verschil is tussen een feit, mening en argument en kun je deze herkennen in teksten.

Slide 3 - Slide

Vertel de studenten wat ze aan het einde van de les zullen leren.
Wat weet je al over feiten, meningen en argumenten?

Slide 4 - Mind map

This item has no instructions

Wat is een feit?
Een feit is iets dat objectief waar of onwaar is en kan worden bewezen met bewijs.

Slide 5 - Slide

Leg uit dat een feit iets is dat kan worden bewezen en geen mening is.
Voorbeeld van een feit
De aarde draait om de zon.

Slide 6 - Slide

Geef de studenten een voorbeeld van een feit en vraag hen of ze nog meer voorbeelden kennen.
Wat is een mening?
Een mening is een persoonlijke overtuiging of gevoel over iets dat niet kan worden bewezen.

Slide 7 - Slide

Leg uit dat een mening subjectief is en niet kan worden bewezen.
Voorbeeld van een mening
Pizza is de lekkerste maaltijd.

Slide 8 - Slide

Geef de studenten een voorbeeld van een mening en vraag hen of ze nog meer voorbeelden kennen.
Wat is een argument?
Een argument is een reden of uitleg waarom iemand iets gelooft of vindt.

Slide 9 - Slide

Leg uit dat een argument kan worden gebruikt om een mening te ondersteunen.
Voorbeeld van een argument
Pizza is de lekkerste maaltijd omdat het zowel hartig als zoet kan zijn en je het kunt beleggen met alles wat je lekker vindt.

Slide 10 - Slide

Geef de studenten een voorbeeld van een argument en vraag hen of ze nog meer voorbeelden kennen.

Slide 11 - Link

This item has no instructions

1. Kun jij goed omgaan met geld?’
De antwoorden van de studenten op die vraag bestaan voornamelijk uit
A
Feiten
B
Meningen
C
Argumenten

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

De tweede vraag is: ‘Wat is je toekomstdroom?’
De meeste studenten zijn van mening
A
Dat hun toekomstdroom zeker binnenkort gaat uitkomen.
B
Dat ze voor hun toekomstdroom best veel geld nodig hebben.
C
Dat een toekomstdroom niets met geldzaken te maken heeft.

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Welke student geeft alleen een argument als antwoord?

Slide 14 - Open question

This item has no instructions

De laatste vraag is: ‘Is geld belangrijk voor je?’ Twee studenten geven een argument bij hun antwoord en gebruiken daarbij een signaalwoord. Noteer beide signaalwoorden.

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Video

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Slide 23 - Video

This item has no instructions