Th13 Afweer Havo5 Formuleervragen oefenen

Th13 Afweer Havo 5 Formuleervragen oefenen
1 / 23
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Th13 Afweer Havo 5 Formuleervragen oefenen

Slide 1 - Slide

Oefenen formuleervragen
De volgende opdrachten komen uit recente eindexamens Havo. Het zijn vooral opdrachten waarbij gevraagd wordt naar een uitleg voor minstens 2 punten.

Bij een uitleg of verklaring wordt gevraagd naar opeenvolgende oorzaak-gevolgstappen. Elk punt dat je kunt krijgen voor de vraag is dan een stap (let op, soms krijg je 1 punt pas voor 2 kleine stappen). Bij beredeneren moet je biologische kennis gebruiken en vaak combineren met kennis uit de bron (tekst of gegevens) om een stelling te onderbouwen of ondersteunen. 

Kijk je antwoorden kritisch na m.b.v. het antwoordmodel. Let op dat je alle denkstappen moet noteren voor een punt en dat je biologische begrippen in het antwoord moet gebruiken of uitleggen. 

Slide 2 - Slide

Vraag 1 Dubbele bypass
Bij een bypassoperatie maakt hartchirurg Layla Faysal
een omleiding bij een vernauwde of verstopte
kransslagader. Als op twee plaatsen op het hart een
 kransslagader is vernauwd, maakt ze een dubbele bypass (afbeelding 1).

Voor een bypass gebruikt zij meestal een stukje bloedvat van de patiënt zelf. 
Verklaar waardoor een bloedvat van de patiënt zelf geschikter is voor deze operatie dan een bloedvat van een donor. (1p)

Slide 3 - Slide

Voor een bypass gebruikt zij meestal een stukje bloedvat van de patiënt zelf.
Verklaar waardoor een bloedvat van de patiënt zelf geschikter is voor deze operatie dan een bloedvat van een donor. (1p)

Slide 4 - Open question

Antwoordmodel (1p)
Uit het antwoord moet blijken dat:

(bij gebruik van een bloedvat van de patiënt) geen afweerreactie/ afstotingsreactie (tegen het bloedvat) zal optreden. / dat de kans op een afweerreactie/afstotingsreactie kleiner is. 

Slide 5 - Slide

Hoeveel punten denk je dat je hebt gehaald?
A
0
B
1
C
ik weet het echt niet

Slide 6 - Quiz

Vraag 2  Toch niet ziek met HIV 
Sommige mensen hebben door hun gedrag een groot risico om besmet te worden met HIV. Uit onderzoek blijkt een aantal van hen slechts sporen van HIV in het bloed te hebben. Het gaat dan om bijzonder kleine hoeveelheden HIV-DNA in bloedcellen. Toch zijn ze seronegatief. Bij seropositieve personen zit er minstens duizendmaal zoveel HIV-DNA in bloedcellen.
Blijkbaar kan een infectie met HIV in sommige gevallen beperkt blijven tot een gering aantal bloedcellen. Hierna stopt de infectie.

Veel virussen maken wel ziek maar worden op den duur door het lichaam met
succes bestreden. Het organisme is daarna in de meeste gevallen immuun voor
het virus. Beschrijf op welke wijze een besmetting met deze virussen leidt tot immuniteit. (2p)
 

Slide 7 - Slide

Veel virussen maken wel ziek maar worden op den duur door het lichaam met succes bestreden. Het organisme is daarna in de meeste gevallen immuun voor het virus.
Beschrijf op welke wijze een besmetting met deze virussen leidt tot immuniteit. (2p)

Slide 8 - Open question

Antwoordmodel (2p)

Het antwoord bevat de volgende elementen:
• (bepaalde) witte bloedcellen maken antistoffen tegen het virus 1p
• (bepaalde) witte bloedcellen onthouden informatie over de productie
van de antistoffen/ er ontstaan geheugencellen in verband met het
virus 

NB toevoeging: B-cellen of plasmacellen is ook goed

Slide 9 - Slide

Hoeveel punten denk je dat je hebt gehaald?
A
0
B
1
C
2
D
ik weet het echt niet

Slide 10 - Quiz

Vraag 3 Musici en hun ziekten (1)
De drie briljante musici Carl-Maria von Weber (1786-1826), Franz Schubert (1797-1828) en Gustav Mahler (1860-1911) overleden alle drie aan bacteriële infectieziektes. Von Weber stierf aan tuberculose, Schubert aan syfilis en Mahler aan endocarditis, een bacteriële ontsteking aan de binnenkant van het hart. Tuberculose is een besmettelijke ziekte. De veroorzaker, een staafvormige bacterie, wordt door een patiënt met ’open tuberculose’ overgedragen. Dat kan door hoesten, door praten, maar ook via stof. De bacterie dringt vooral via de slijmvliezen van de luchtwegen en de spijsverteringsorganen het lichaam binnen. 

Slide 11 - Slide

Vraag 3 Musici en hun ziekten (2)
Als er open tuberculose wordt vastgesteld, worden alle personen die met de patiënt in contact zijn geweest onderzocht door middel van de mantouxreactie. Hierbij wordt een kleine hoeveelheid tuberculine, een door de bacteriën afgegeven stof, in de huid gespoten. Korte tijd later wordt aan de hand van het al of niet opzwellen van het betreffende huidgedeelte bepaald of de onderzochte persoon besmet is.  

Kun je via de mantoux-reactie ook syfilis aantonen? Leg je antwoord uit.
(1p)

Slide 12 - Slide

Kun je via de mantoux-reactie ook syfilis aantonen? Leg je antwoord uit. (1p)

Slide 13 - Open question

Antwoordmodel (1p)
Nee, waarbij uit de uitleg moet blijken dat antigeen-antistof reacties
specifiek zijn.

Slide 14 - Slide

Hoeveel punten denk je dat je hebt gehaald?
A
0
B
1
C
ik weet het echt niet

Slide 15 - Quiz

Vraag 4 Nierdonor bij leven 
Marja is geboren met slechts één nier. Eén goede nier is genoeg om het bloed te zuiveren, maar Marja’s nier is tijdens de twintig jaar van haar leven steeds slechter gaan functioneren, waardoor ze nu regelmatig moet dialyseren. Een niertransplantatie zou een oplossing zijn. Marja’s tweelingbroer Arno wil graag een van zijn nieren doneren. Bij het transplanteren van een nier
moet met verschillende factoren rekening worden gehouden. De nier is een bloedrijk orgaan, waardoor bij een niertransplantatie veel bloedcellen mee worden getransplanteerd.
Bij transplantatie mag geen klontering van de bloedcellen van Arno optreden in de bloedbaan van Marja. Marja heeft bloedgroep B. 
- Noteer welke van de AB0-bloedgroepen Arno mag hebben om als donor voor zijn tweelingzus in aanmerking te komen.
- Verklaar je antwoord (2p)

Slide 16 - Slide

Bij transplantatie mag geen klontering van de bloedcellen van Arno optreden in de bloedbaan van Marja. Marja heeft bloedgroep B.
- Noteer welke van de AB0-bloedgroepen Arno mag hebben om als donor voor zijn tweelingzus in aanmerking te komen.
- Verklaar je antwoord (2p)

Slide 17 - Open question

Antwoordmodel (2p)
• bloedgroep B en bloedgroep 0  -->1p
Uit de verklaring moet blijken dat
• zijn (rode) bloedcellen voor Marja geen lichaamsvreemde
antigenen/eiwitten mogen hebben 1p
of
• het bloed van Marja geen antistof mag bevatten tegen Arno’s (rode)
bloedcellen 1p
Opmerking
Als de kandidaat de keuze enkel toelicht aan de hand van een donoracceptor-schema, het tweede scorepunt niet toekennen.

Slide 18 - Slide

Hoeveel punten denk je dat je hebt gehaald?
A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 19 - Quiz

Vraag 4 Hoe ontstaan pretoogjes?
Het traanvocht speelt een belangrijke rol bij het beschermen van het oog tegen infecties met bacteriën. Door knipperen wordt het traanvocht regelmatig over de harde oogrok en het hoornvlies verspreid. Naast water bevat het traanvocht ook andere anorganische bestanddelen, antistoffen en lysozym. Dit lysozym is in staat om de celwanden van bacteriën af te
breken.  
Het traanvocht speelt een rol bij de aspecifieke en specifieke afweer
tegen besmetting met ziekteverwekkers.
 - Uit welk gegeven uit de tekst blijkt dat er sprake is van aspecifieke afweer?
- Uit welk gegeven uit de tekst blijkt dat er sprake is van specifieke afweer? (2p)

Slide 20 - Slide

- Uit welk gegeven uit de tekst blijkt dat er sprake is van aspecifieke afweer?
- Uit welk gegeven uit de tekst blijkt dat er sprake is van specifieke afweer? (2p)

Slide 21 - Open question

Antwoordmodel (2p)
• Aspecifiek: Lysozym breekt celwanden van (veel soorten) bacteriën af 1p
• Specifiek: Het traanvocht bevat antistoffen (die aan specifieke
bacteriën binden) 1p

Slide 22 - Slide

Hoeveel punten denk je dat je hebt gehaald?
A
0
B
1
C
2
D
ik weet het echt niet

Slide 23 - Quiz