Vaste voorzetsels

Leerdoel
  • Ik kan vaste voorzetsels in een zin herkennen en benoemen.
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Leerdoel
  • Ik kan vaste voorzetsels in een zin herkennen en benoemen.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

                                        Vaste voorzetsels
Veel werkwoorden hebben een vast voorzetsel. Bijvoorbeeld:
slagen voor een examen, bijdragen aan het resultaat.

Er zijn ook uitdrukkingen met een vast voorzetsel. Bijvoorbeeld:
ergens spijt van hebben, akkoord gaan met het voorstel.
De vaste voorzetsels kun je vinden in een woordenboek. Kijk dan bij het werkwoord of bij
het belangrijkste woord in de uitdrukking.




Slide 3 - Slide

Welk vast voorzetsel hoort erbij?
gebruik maken ....
A
met
B
in
C
van
D
bij

Slide 4 - Quiz

Welk vast voorzetsel mist er?
.... aanraking komen met
A
onder
B
op
C
in
D
tegen

Slide 5 - Quiz

Zoek het vast voorzetsel:

Wij zijn gek op chocolade.
A
gek
B
op
C
wij
D
chocolade

Slide 6 - Quiz

Kies het juiste vast voorzetsel:

Mag ik gebruik maken ___ het toilet?
A
aan
B
van
C
op
D
met

Slide 7 - Quiz

Welke van de volgende zinnen bevat een vast voorzetsel:


A
We fietsen morgen samen naar huis.
B
Ik koop genoeg pennen voor iedereen!
C
Je kunt rekenen op mijn steun.
D
Hij gaat morgen met veel plezier naar school.

Slide 8 - Quiz

Talent Hoofdstuk 1.5
Opdracht 16 en 17 ( vaste voorzetsels) en 18, 19 en 20 maken . 
Klaar? Start met Grammatica hoofdstuk 1.7 opdracht 1 tot en met 7 - bijwoordelijke bepaling / onderwerp en persoonsvorm blz 43 tot en met 45 opdrachten
timer
15:00

Slide 9 - Slide

Welke vragen van de opdrachten zou je nog willen bespreken? Waar heb je nog moeite mee?

Slide 10 - Open question