oefenen voor de toets thema 1

Oefenen voor de toets thema 1
Doel:
Aan het eind van de les heb je geoefend met lesstof van thema1

( tijdens wereldzaken maken we de toets) 
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Oefenen voor de toets thema 1
Doel:
Aan het eind van de les heb je geoefend met lesstof van thema1

( tijdens wereldzaken maken we de toets) 

Slide 1 - Slide

SOCIAAL NETWERK 
Alle mensen die belangrijk zijn in jouw leven, zoals familie en vrienden noem je bij elkaar het sociale netwerk.

Slide 2 - Slide

Sociogram
= een overzicht van je sociale netwerk.


Je schrijft op :
- welke mensen belangrijk voor je zijn
- en hoe belangrijk ze voor je zijn.

Slide 3 - Slide

Themawoorden
De eigenschap
De generatie
het sociale netwerk
de privacy
De kennis
vertrouwen
De relatie
Rekening houden
de gewoonte
de opvoeding

Slide 4 - Slide

Een kenmerk van iemand.

(bijvoorbeeld behulpzaam zijn)
A
De kennis
B
De opvoeding
C
De eigenschap
D
Ik weet het niet

Slide 5 - Quiz

De manier waarop ouders of verzorgers voor een kind zorgen
A
De eigenschap
B
De opvoeding
C
De gewoonte
D
Ik weet het niet

Slide 6 - Quiz

Iemand die je kent, maar met wie je niet als vriend afspreekt
A
Vertrouwen
B
Het sociale netwerk
C
De kennis
D
Ik weet het niet

Slide 7 - Quiz

Je hoeft niet alles te delen met anderen
A
De privacy
B
Vertrouwen
C
De relatie
D
Ik weet het niet

Slide 8 - Quiz

De band die je met elkaar hebt
A
De privacy
B
De kennis
C
De relatie
D
De opvoeding

Slide 9 - Quiz

Letterlijk en figuurlijk 

Slide 10 - Slide

Letterlijk of figuurlijk?
De kat geeft kopjes


Letterlijk of figuurlijk??


Slide 11 - Slide

Letterlijk of figuurlijk?
A
Figuurlijk
B
Letterlijk
C

Slide 12 - Quiz

Letter of figuurlijk?
Ik heb overal schijt aan!
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 13 - Quiz

Letterlijk of figuurlijk?
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 14 - Quiz

Mijn broer is echt te vertrouwen. Hij houdt zijn mond op slot
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 15 - Quiz

Mijn broer en zus maken nooit ruzie
Zij hebben een goede relatie
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 16 - Quiz

Onderdeel lezen
Op een boekomslag staat:
- titel
- schrijver
- afbeelding
- omschrijving ( waar het boek over gaat) 

Slide 17 - Slide

boekomslag
Wie is de schrijver? 

Wat is de titel ? 


Slide 18 - Slide

afbeelding
De afbeelding vertelt iets over waar het boek over gaat 


Slide 19 - Slide

De achterkant
Op de achterkant van het boek lees je waar het boek over gaat 

Wat zie je nog meer op de achterkant? 

Slide 20 - Slide

Luisteren voorbereiden
Luisteren voorbereiden ( dus voordat je gaat luisteren) 

Let op:
- WIE gaat er iets vertellen
- WAT is belangrijk om te weten? 

Slide 21 - Slide

Luisteren
Luisteren voorbereiden ( dus voordat je gaat luisteren) 
Lees voordat je gaat luisteren EERST de vragen

Dan weet je waar je op moet letten tijdens het luisteren

Slide 22 - Slide

Hoofdletters

Slide 23 - Slide

HOOFDLETTERS
  • Je begint iedere zin met een hoofdletter.
  • Feestdagen
  • Merknamen &  bedrijfsnamen.


  • Namen van mensen 
  • Namen van landen/ plaatsen

Slide 24 - Slide

met hoofdletter
zonder hoofdletter
utrecht
Luna
de bouwsteen
kerst
zomer
september

Slide 25 - Drag question

Hoofdletter
geen hoofdletter
rood
amerikaanse
bierglas
eline
paspoort

Slide 26 - Drag question

Kloppen de leestekens?
A
Robin zei: "Wie gaat er mee naar de Mac?"
B
Robin zei Wie gaat er mee naar de Mac?
C
Robin zei: Wie gaat er mee naar de Mac?
D
Robin zei "Wie gaat er mee naar de Mac?"

Slide 27 - Quiz

Leestekens. Welke zin heeft alle leestekens goed?
A
Ga jij smorgens nog naar de supermarkt?
B
Ga jij 's morgens nog naar de supermarkt.
C
Ga jij 's morgens nog naar de supermarkt?
D
Ga jij s' morgens nog naar de supermarkt?

Slide 28 - Quiz

EEN TEKST BEGRIJPEN
LET OP:
1.  INHOUD : WAT WORDT ER BEDOELD?
2. HANDSCHRIFT : NETJES SCHRIJVEN! 
3.  TAALGEBRUIK: NETTE TAAL 
4. TAALVERZORGING: GEEN SPELFOUTEN 

Slide 29 - Slide

Bericht 1 
Ey man, Rik hier. Heb nieuw nummer. Nieuwe telefoon, je weet toch 
Morgen chillen na school?

Voor wie is dit bericht?
A - Rik's opa
B- Rik's moeder 
C- Rik's vriend 

Bericht 2
Hoi meneer,  ik heb een nieuw nummer. Mijn oude mag je verwijderen. Tot de volgende afspraak.  Groet Job de Ruiter

Voor wie is dit bericht? 
A- Job's vriend
B- Job's docent
C- Job's buurvrouw

Slide 30 - Slide

Spreken H6 
jezelf voorstellen

Je kunt verschillende dingen vertellen:
- je voornaam / achternaam
- hoe oud je bent
- waar je woont
- wat je hobby's zijn
- wat je komt doen

Slide 31 - Slide

Gesprekken voeren H7
Openingsvraag= als je een gesprek begint, stel je een vraag over iets dat je wilt weten.

- Hoi ! Hoe was je weekend? 

Slide 32 - Slide

Gesprekken voeren
Gesprek gaande houden= doorpraten over het onderwerp, of nog een vraag stellen


Wat fijn dat je een leuk weekend gehad hebt. Wat heb je allemaal gedaan? 

Slide 33 - Slide

Gesprekken voeren
Het gesprek afsluiten 
Niet zomaar weglopen!!


Bedankt, tot de volgende keer
Het was gezellig, doei
Ik moet nu even weg, doei

Slide 34 - Slide

Gesprekken voeren
Gespreksregels
- rechtop staan
- aankijken
- rustig/ duidelijk praten
- de ander uit laten praten


Slide 35 - Slide

Bekijk het stripverhaal (gesprek afsluiten)

Slide 36 - Slide

Klaar voor de toets! 
Log in bij studiemeter

- Toetsen

- Toets Starttaal op weg naar 1F thema1 - 

Slide 37 - Slide