6.x Herhaling I - V3a, Rekenen aan Lenzen & 1/f Rekenen met 1/

Pak je spullen:                                
1 / 41
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Pak je spullen:                                

Slide 1 - Slide

Vandaag
6.x Herhaling I - rekenen aan lenezn

  • Huiswerkcontrole
  • Nog een keer 1/f & lenzenformule!  &  Check opg. 62
  • Zelfstandig kijken naar herhalingssheets
      & Studieplan maken

Slide 2 - Slide

Doel van deze les
  • Je kunt rekenen met de lenzenformule.

  • Je hebt een overzicht van wat je nog oefenen moet voor de toets

Slide 3 - Slide

Stoelen op tafel zetten a.j.b.!

Slide 4 - Slide

Huiswerkcontrole
Huiswerk was:

Opgave 62, blz. 205

Oefenblad lenzen afmaken & controleren met antwoordenblad.

Opgave 39 & 42

Slide 5 - Slide

Regels van orde
1e keer:  Waarschuwing --> Maximaal 2 namen op het bord
2e keer: Kleine schrijfopdracht in kabinet --> Max. 2 keer
3e keer: Eruit, naar Loket 21 + werkinhaaluur



Nooit! 
Oordopjes in 
Gooien + Rotzooi maken + Klooien
Mutsen op / Jassen aan / Tassen op tafel   

Slide 6 - Slide

Rekenen met  1 /      -       Voordoen 
                wat is f ?


1. Digitaal maken:                                               dus  
    (soms is dit al gedaan)

2. Omdraaien:        
              
f1=5514
x⁻¹
1/x
5514=0,25454545
f1=0,25454545
f=0,254545451
f=3,93
Schrijf over
(zonder de plaatjes)

Slide 7 - Slide

Rekenen met  1 / 
                             f=?                           gebruik de knop voor 1/x

                             b=?

                             f=?

                             v=?
f1=681
b1=0,23
v1=6723
f1=2
x⁻¹
1/x
timer
3:00

Slide 9 - Slide

Lenzenformule: 
                                  1. Invullen

                                 2. Digitaal maken              

3. Onbekende vrijmaken
     & uitrekenen: 
4. Omdraaien + juist eenheid:                                     


                 
                         
Wat is b ?
v=5,5cm
5,51+b1=4,11
v1+b1=f1
f=4,1cm
0,1818+b1=0,2439
b1=0,24390,1818=0,0621
Schrijf over

b=0,06211=16,1cm

Slide 10 - Slide

Rekenen met  Lenzenformule                     
                                         1. Invullen in lenzenformule

                                         2. Digitaal maken              

                                         3. Onbekende vrijmaken & uitrekenen itrekenen: 
                                         4. Omdraaien + juist eenheid
f1=681
v1+b1=f1
                 
                         
Wat is b ?
v=15cm
f=12cm
                 
                         
Wat is v ?
b=0,05m
f=0,1m

Slide 11 - Slide

Rekenen met  Lenzenformule                     
f1=681
v1+b1=f1
                 
                         
Wat is v ?
b=15cm
f=12cm
                 
                         
Wat is b ?
v=0,05m
f=0,1m
v=60cm
b=0,1m

Slide 12 - Slide

Antwoorden van 62
(antwoordenboek staat ook in Teams)
Zet een * bij de vragen die je fout had en probeer ze opnieuw!
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.

Slide 13 - Slide

Ga naar SOM huiswerk vrijdag
Studieplan maken!
  • Kijk naar de herhalingsslides
  • Schrijf op wat je nog niet goed kunt
  • Zoek het op in het boek of de oefenformulieren
  • Oefen

Kom je er niet uit: Boek ,   Buur ,   Bureau

Slide 14 - Slide

Stoelen op tafel zetten a.j.b.!

Slide 15 - Slide

Constructie virtueel beeld

Slide 16 - Slide

Welke grootheid in de lenzenformule kan negatief zijn (bij een bolle lens)?

v1+b1=f1
A
Alleen f.
B
v, b en f.
C
Alleen b en f.
D
Alleen b.

Slide 17 - Quiz

Uitwisselen:
De volgende persoon mag het uitleggen:

V3

Slide 18 - Slide

Aan welke kant van de lens ligt het beeld, als b negatief is?
A
Aan de rechter kant.
B
Aan dezelfde kant als v, het voorwerp.
C
Aan de andere kant van v, het voorwerp.
D
Aan de linker kant.

Slide 19 - Quiz

Uitwisselen:
De volgende persoon mag het uitleggen:

V3

Slide 20 - Slide

Hoe heet het beeld als b negatief is?
A
Een negatief beeld.
B
Een schijnbeeld.
C
Een virtueel beeld.
D
Een nepbeeld.

Slide 21 - Quiz

Uitwisselen:
De volgende persoon mag het uitleggen:

V3

Slide 22 - Slide

Vergrootglas
Beeld niet op z'n kop!

Bij het afbeelden van de dia wel.
Dat zie je ook in de constructietekening.

Slide 23 - Slide

Bij constructie van een virtueel beeld, gebruik je dezelfde constructiestralen als bij een echt beeld.

1. Midden door de lens rechtdoor.
2. Evenwijdig aan optische as --> vanaf lens door brandpunt.
3. Alsof straal uit het brandpunt komt, en dan vanaf lens evenwijdig aan de optische as.

Enige verschil is dat je de stralen
na de lens teruguit moet stippelen,
totdat ze bij elkaar komen:
Daar is het beeld.

Slide 24 - Slide

Nabespreken opg. 62






V3

Slide 25 - Slide

Huiswerk:

Oefentoets afmaken.

Slide 26 - Slide

Hierna: 

Herhalingsslides H6.1 t/m H6.5

Slide 27 - Slide

Stralengang tekenen:
1: spiegelbeeld
       van p tekenen
2: stippellijn van p' naar oog
3: lichtstraal van voorwerp naar spiegel,
waar stippellijn de spiegel snijdt.

4: lichtstraal van spiegel naar oog
p .
p' .

Slide 28 - Slide

Lichtstralen tekenen
  • Echt lichtstralen: Doorgetrokken lijnen
  • Met pijltje in de lijn
  • Achter de spiegel is geen licht, dus alleen stippellijnen
  • Bij spiegelbeeld: Stippel je constructielijnen
  •  Laat zien wat loodrecht of wat even lang is

Slide 29 - Slide

Lucht

Water,
of glas,
of plastic,
enz. ...

Slide 30 - Slide

Onthoud: 
- Bij licht van lucht naar water: Breking naar de normaal toe.
- Bij licht van water naar lucht: Breking van de normaal af.

Want: De vis is dichter bij dan
hij lijkt te zijn!



        

Slide 31 - Slide

                  Hol + Bol
Bolle lens = +lens:
Breekt altijd naar de optische as toe.
=convergeert

Holle lens = -lens:
Breekt altijd van de optische as af.
=divergeert

Slide 32 - Slide

Brandpunt
Brandpunt = Het snijpunt van de stralen die evenwijdig op de lens vallen. 

Als je kijkt naar iets wat oneindig ver weg is, dan is komen de stralen evenwijdig aan bij je oog, dus: b=f;
beeldafstand = branpuntsafstand.

Sterkere lens heeft Kleinere brandpuntsafstand!!

Slide 33 - Slide

Drie constructiestralen bij scherp beeld:
  1. Licht  midden door de lens gaat rechtdoor
  2. Licht evenwijdig aan de optische as gaat na de lens door het brandpunt.
  3. Licht dat door het brandpunt gaat,
    gaat na de lens evenwijdig aan de as.
1

2

2

3
3

Slide 34 - Slide

N is de vergroting: Hoeveel keer groter is het beeld

N = B/V (L_b/L_v)

N = b/v 

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Oudziend
  • Ooglens is minder elastisch
  • Je kunt niet goed meer accomoderen.
  • Je hebt een positieve lens nodig

Slide 37 - Slide


Lenzenformule geldt alleen bij een scherp beeld.

b is dus de afstand van de lens tot het scherpe beeld.
v1+b1=f1

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Bij een bolle lens kan in deze formule
alleen b negatief zijn.

Als b negatief is, 
dan is er sprake van een virtueel beeld.

Dat beeld ligt dan aan dezelfde kant van 
de lens als het voorwerp.

Dit is het beeld bij een loep of vergrootglas.        
v1+b1=f1

Slide 40 - Slide

Bij constructie van een virtueel beeld, gebruik je dezelfde constructiestralen als bij een echt beeld.

1. Midden door de lens rechtdoor.
2. Evenwijdig aan optische as --> vanaf lens door brandpunt.
3. Alsof straal uit het brandpunt komt, en dan vanaf lens evenwijdig aan de optische as.

Enige verschil is dat je de stralen
na de lens teruguit moet stippelen,
totdat ze bij elkaar komen:
Daar is het beeld.

Slide 41 - Slide